Het afgiftesysteem bevat alle kenmerken van alle warmte- en koudeafgiftesystemen gekoppeld aan de ruimte. Dit omvat een totaal installatieconcept inclusief luchtbehandeling.

Ventilatievoorzieningen

Luchtbehandeling

  • Gebouwsimulatie
  • Warmteverlies
  • EPG

Hier geef je aan of welk systeem van luchtbehandeling wordt toegepast in de ruimte. Dit kan een luchtbehandelingskast zijn met WTW en batterijen voor verwarming en koeling, maar ook een systeem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. Voor de invoergegevens van de luchtbehandeling zie onder hulpmiddel Luchtbehandeling. Naast de selectie van het systeem voor luchtbehandeling wordt het type systeem weergegeven.

Voor afzonderlijke woningen wordt één ventilatiesysteem aangehouden, als mede voor delen van een utiliteitsgebouw. Hierdoor moet voor ruimten welke bv geen mechanische toevoer hebben, dit wel worden aangegeven. Het systeem wordt opgegeven voor (een deel van) het gebouw, niet voor de afzonderlijke ruimten.

Geselecteerd ventilatiesysteem

Op basis van bovengenoemde ingevoerde waarden, wordt automatisch het geselecteerde ventilatiesysteem bepaald. De keuze ventilatiesysteem is conform ISSO 51 tabel 4.2 in paragraaf 4.3.1.1 en ISSO 53 paragraaf 4.3.3.

Ventilatiesysteem Omschrijving
Systeem A Natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer ventilatie
Systeem B Mechanische toevoer en natuurlijke afvoer ventilatie
Systeem C Natuurlijke toevoer en centrale mechanische afvoer ventilatie (alleen voor keuken, badkamer en toilet)
Systeem C (variant) Natuurlijke toevoer van ventilatielucht en mechanische afvoer per vertrek
Systeem D Mechanische toevoer en mechanische afvoer ventilatie
(gebalanceerde ventilatie)
Systeem E Ruimte(n) met decentrale gebalanceerde ventilatie en overige ruimten met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer

 

Publicaties

ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 4.7.2 tabel 4.4

Waarden voor de luchtvolumestroom infiltratie qi in m³/s per m² buitenoppervlak

 

Decentrale WTW-unit aanwezig

  • Warmteverlies

Dit vinkje dient aangezet te worden in het afgiftesjabloon van de ruimten die een decentrale WTW unit bevatten. De inblaastemperatuur wordt dan overgenomen van de ingevoerde waarden bij de WTW van de luchtbehandeling. Als het vinkje niet aanstaat dan wordt deze ruimte natuurlijk geventileerd. Het vinkje is alleen aanwezig indien bij de luchtbehandeling is gekozen voor “WTW in combinatie met natuurlijke toevoer (systeem E)”.

Regeling

Individuele regeling

  • Gebouwsimulatie
  • EPG

Hier kan worden opgegeven of de warmteafgifte individueel kan worden geregeld. Regeling kan door een kamerthermostaat, thermostaatkranen etc. Bij het ontbreken van een regeling wordt het afgifterendement vermenigvuldigd met de waarde 0.8. De regeling wordt alleen toegepast voor verwarming in de woningbouw; zie onder tabel 14.5 NEN 7120.

Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.3.3.2.2

Factoren voor de bepaling van distributierendementen

Voor Gebouwsimulatie wordt er voor het voldoen aan een ATG klasse A gebouw eveneens gekeken naar dit vinkje om te bepalen of er aan de eis van een individuele regeling voldaan wordt.

Individuele bemetering

  • EPG

Hier kan worden opgegeven of er individuele bemetering wordt toegepast. Bij het ontbreken van bemetering wordt het afgifterendement verlaagd met de waarde 0.10. De bemetering wordt alleen toegepast voor woningbouw met collectieve verwarming; zie tabel 14.1 NEN 7120.

Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.2.3

Rekenwaarden afgifterendement

 

Regeling op

  • Gebouwsimulatie

De installatie kan geregeld worden op de lucht- of comforttemperatuur of via een ATG-klasse. Deze regeling geldt voor het gehele installatieconcept gedefinieerd onder de Afgifte-apparaten.

  • Luchttemperatuur is de gemiddelde luchttemperatuur in de ruimte
  • Comforttemperatuur is de gemiddelde comforttemperatuur in de ruimte. Tcomfort = gemiddelde (Tlucht;Tstraling) Als er verschillen met de luchttemperatuur ontstaan, duidt dat op warme of koude vlakken
  • ATG klasse De regeling op ATG wordt volgens ISSO 74 van 2004 uitgevoerd.

Bedrijfsuren

  • Gebouwsimulatie

Hier selecteer je een Tijdschema installaties waarin de tijden van het dagbedrijf en het nachtbedrijf van het gehele installatieconcept gedefinieerd zijn.

Afgifte-apparaten

Deze groep bevat een of meerdere afgifte-apparaten; deze afgifte-apparaten worden vervolgens gekoppeld aan een distributienet en het distributienet op zijn beurt weer aan een opwekkingsconfiguratie (afhankelijk van de module).

Voor warmteverlies moet voor een verwarmde ruimte een lokaal verwarmings-/afgifteapparaat worden opgegeven, of een luchtbehandelingskast met een verwarmingsbatterij (luchtverwarming). Voor een onverwarmde ruimte mogen geen afgifte-apparaten voor verwarming en geen LBK met verwarmingsbatterij worden opgegeven.

Koeling aanwezig

  • Koellast

Voor de koellastberekening hoeven geen afgifteapparaten te worden opgegeven maar kan worden volstaan met het aangeven of er koeling in de ruimte aanwezig is. De berekeningsmethodiek voor de koellastberekening is gebaseerd op systemen waarbij de koellast geheel wordt opgenomen door de toegevoerde lucht; zie hoofdstuk 2 NEN 5067.

Type

Naam

  • Gebouwsimulatie
  • Warmteverlies
  • EPG

De naam van een afgifte-apparaat wordt automatisch gegenereerd op basis van het type en de apparaatkeuze. Na de selectie van het juiste type en apparaat, kan de naam naar wens aangepast worden.

Systeem

  • Gebouwsimulatie
  • Warmteverlies
  • EPG

Kies een afgiftesysteem om vervolgens een bijbehorend type te kunnen kiezen.

  • Warmte: een afgifte-apparaat bedoeld voor het afgeven van warmte aan de ruimte
  • Koude: een afgifte-apparaat bedoeld voor het afgeven van koude aan de ruimte
  • Warmte & koude (4-pijps): een afgifte-apparaat bedoeld voor het afgeven van zowel warmte als koude aan de ruimte.
  • Warmte & koude (2-pijps, changeover): een afgifte-apparaat bedoeld voor het afgeven van warmte of koude aan de ruimte.
  • VAV-unit staat voor variabel air volume. Deze kan alleen toegepast worden indien er bij de luchtbehandelingskast een VAV-regeling is toegepast. Voor het regelen van de VAV unit kan gekozen worden voor regelen op temperatuur, regelen op CO2 of voor regelen op CO2 én temperatuur. Wanneer in de luchtbehandelingskast is aangegeven ‘Terugregeling per ruimte mogelijk tot’, dan wordt er met dat minimale debiet gerekend. Zodra de temperatuur of CO2 van een ruimte met VAV-unit zodanig is dat er meer geventileerd moet worden, dan wordt het debiet voor die ruimte verhoogd.

Type

  • Gebouwsimulatie
  • Warmteverlies
  • EPG

Afhankelijk van het type afgifte-apparaat worden de volgende onderdelen bepaald:

  • Bij Warmteverlies wordt de temperatuurgradiënt in de ruimte bepaald aan de hand van het type verwarmingsapparaat. In het geval van meerdere typen afgifte-apparaten in een ruimte wordt het eerst ingevoerde apparaat aangehouden.
  • Bij Gebouwsimulatie worden de accumulatie-, convectie- en stralingsfactoren bepaald aan de hand van het type apparaat.
  • Bij EPG worden distributie- en afgifterendementen bepaald aan de hand van het type apparaat.
Warmte
  • Radiator
  • Stralingsplafond
  • Stralingspaneel
  • Vloerverwarming (θvloer ≥ 27°C) In ISSO 51 (2023) wordt onderscheid gemaakt in vloertemperaturen. Vloerverwarming als enige verwarmingssysteem in het vertrek. Indien de vloertemperatuur nog niet bekend is, bij nieuwbouw uitgaan van een temperatuur > 27 °C. Dit rekent in GS als Vloerverwarming. 
  • Vloerverwarming (θvloer < 27°C) Zie omschrijving bij Vloerverwarming (θvloer ≥ 27°C).
  • Wandverwarming
  • Betonkernactivering
  • 2-pijps fancoilunit
  • 2-pijps inductieunit
  • Warmtestraler
  • Split unit
  • Lokale luchtverwarming (gas)
  • Lokale elektrische verwarming
  • Lokale gasverwarming
  • Lokale olieverwarming
  • Lokaal biomassatoestel: Lokaal verwarmingssysteem met biomassa brandstof. Biomassa kachels stoten minder fijnstof uit dan open haarden en gewone houtkachels.
  • Infrarood (IR) panelen wandmontage (nieuw in ISSO 51 (2023), rekent in GS als lokale elektrische verwarming)
  • Infrarood (IR) panelen plafondmontage (nieuw in ISSO 51 (2023), rekent in GS als lokale elektrische verwarming)

Koude
  • Koelplafond
  • Vloerkoeling
  • Betonkernactivering
  • Splitunit
  • 2-pijps fancoil unit
  • 2-pijps inductieunit
  • DX koeling

Warmte & Koude
  • Klimaatplafond
  • Betonkernactivering
  • 2-pijps inductieunit
  • Splitunit
  • 4-pijps klimaatplafond
  • 4-pijps fancoil unit
  • 4-pijps inductieunit

Luchtverwarming in warmteverliesberekening: indien er geen afgifteapparaat wordt gekozen maar er is wel een verwarmingsbatterij aanwezig in de luchtbehandelingskast dan wordt er voor verblijfsgebieden en -ruimten gerekend met het systeem “luchtverwarming” Voor verkeersruimten, toiletruimten en overige ruimten geldt dat er dan “onverwarmd” wordt gekozen. Indien de gebruiker daar wél met luchtverwarming wil rekenen dient er in het sjabloon ventilatie gekozen te worden voor “bron ventilatielucht wordt bepaald uit” Ruimte-eigenschappen, dan wordt ook voor deze ruimten met systeem luchtverwarming gerekend in de warmteverliesberekening.
Tip gebruik inductie-unit: Het vermogen voor inductie-units wordt gespecificeerd als primair (door ventilatielucht) en secundair (recirculatie). Het primaire vermogen zit in Elements op centraal niveau bij de LBK (koelbatterij, ventilatie en luchtdistributie), het vermogen wat ingevuld wordt in het afgiftesjabloon betreft dus het secundaire vermogen. Als de inductie-unit hierop geselecteerd wordt zou het goed moeten gaan.
2-pijps systeem: bij gebruik van een 2-pijps change-over systeem hoef je alleen maar het koelvermogen op te geven. Het verwarmingsvermogen wordt automatisch uitgerekend aan de hand van de specificaties die bij het koelvermogen zijn ingevuld.
Publicaties

ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 2.5 tabel 2.2

Waarden voor Δθ1, Δθa1, Δθ2, Δθa2 en Δθv onder ontwerpcondities voor verwarmde ruimten met een maximum hoogte van 4 m

NEN 7120, paragraaf 14.2.3 tabel 14.1

Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone

NEN 7120, paragraaf 14.3.3.2.2

Factoren voor de bepaling van distributierendementen

 

Subtype

  • Warmteverlies

Keuze van een subtype bij toepassing van een warmtestraler voor in hoge ruimten

Publicaties

 

Apparaat

  • EPG

De keuze voor apparaat is alleen mogelijk voor systeem ‘Warmte’ en type ‘Lokale luchtverwarming’.

Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.6.4.2

Met gas of olie gestookte ketels en luchtverwarmers

 

Waardering biomassa

  • EPG

De keuze voor waardering biomassa is alleen mogelijk voor systeem ‘Lokaal biomassatoestel’;.

  • Biomassa voor ketels die vallen onder Activiteitenbesluit Hieronder wordt verstaan: plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal, plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, kurkafval en A-hout. Andere houtsoorten zijn uitgezonderd omdat er bij verbranding ongewenste stoffen vrijkomen (geïmpregneerd hout, geplastificeerd spaanplaat, laminaat etc).;
  • Biomassa voor ketels die voldoen aan minimale verbrandingskwaliteit bijlage O In bijlage O van wijzigingsblad A1 van NEN 7120 is aangegeven aan welke eisen met betrekking tot minimale verbrandingskwaliteit en maximaal emissieniveau kachels en ketels moeten voldoen.
  • Biomassa overig Biomassa wat niet valt onder activiteitenbesluit en niet voldoet aan bijlage O.

Plaatsing

  • EPG

De keuze voor de plaatsing van een afgifte-apparaat is alleen mogelijk voor systeem ‘Warmte’ en type ‘Radiatoren’.

  • Voor buitenwand met Rc < 2.5 m²K/W radiatoren geplaatst tegen de gevel waarbij de gevel een Rc-waarde heeft van minder dan 2.5 m2K/W
  • Voor buitenwand met Rc >= 2.5 m²K/W radiatoren geplaatst tegen een gevel met een minimale Rc-waarde van 2.5 m2.K/W
  • Voor buitenraam met stralingsscherm radiatoren geplaatst voor een raam met daartussen een stralingsscherm
  • Voor buitenraam zonder stralingsscherm radiatoren geplaatst voor een raam zonder een stralingsscherm
  • Voor binnenwand of binnenraam radiatoren niet geplaatst tegen de gevel of voor een buitenraam
Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.2.3 tabel 14.1

Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone

 

Locatie

  • EPG

De keuze voor de locatie van een afgifte-apparaat is alleen mogelijk voor systeem ‘Warmte’ en type ‘Vloerverwarming’, ‘Wandverwarming’ en ‘Betonkernactivering’.

  • Uitwendige scheidingsconstructie Rc < 2.5 m²K/W afgifte-apparaat in de uitwendige scheidingsconstructie (begane grondvloer of gevel) met een Rc-waarde minder dan 2.5 m2K/W
  • Uitwendige scheidingsconstructie Rc >= 2.5 m²K/W afgifte-apparaat in de uitwendige scheidingsconstructie (begane grondvloer of gevel) met een minimale Rc-waarde van 2.5 m2K/W
  • Inwendige scheidingsconstructie afgifte-apparaat in een inwendige scheidingsconstructie (tussenvloer of binnenwand)
Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.2.3 tabel 14.1

Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone

 

Temperatuur

  • EPG

Optioneel kan gekozen worden voor het verwarmen met lage temperaturen, en/of het koelen met hoge temperaturen. Deze functie is bedoeld voor LT-systemen, zoals betonkernactivering.

De optie van de lage/hoge temperaturen distributie heeft invloed op de selectie van de afgifte-apparaten. Met andere woorden: Je kunt bijvoorbeeld alleen een LT distributie koppelen aan een LT afgifte-apparaat.

Heeft afvoer voor verbrandingsgassen

  • EPG

Indien de lokale verwarming gasgestookt of oliegestookt is, moet voor de bepaling van het forfaitair rendement worden aangegeven of deze een afvoer voor de verbrandingsgassen heeft.

Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.6.4.2

Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone

 

Energiedrager

Voor de warmtestraler in hoge ruimten kan hier worden aangegeven of het een gasgestookte- of een oliegestookte warmtestraler betreft.

Asvermogen

  • EPG

Indien er een singlesplit of multisplit voor koeling is opgegeven kan hier het asvermogen worden opgegeven. Het nominale vermogen wordt bepaald aan de hand van het opgegeven asvermogen in kW.

Ventilatorgedreven

  • Warmteverlies

Hiermee kan worden aangeven of een radiator ventilatorgedreven is. Deze optie is toepasbaar voor de Warmteverliesnormen van 2017.

Publicaties

ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 2.5 tabel 2.2

Waarden voor Δθ1, Δθa1, Δθ2, Δθa2 en Δθv onder ontwerpcondities voor verwarmde ruimten met een maximum hoogte van 4 m

 

Verwarmingsvermogen en-of koelvermogen

Vermogen

  • Gebouwsimulatie

Dit is het maximale thermische vermogen van het afgifte-apparaat, gemeten in watt. Als je hier ongelimiteerd opgeeft, zullen er geen overschrijdingsuren ontstaan op basis van het vermogen van het afgifte-apparaat. Als er overschrijdingsuren voorkomen, moet er een ander onderdeel gelimiteerd zijn. Deze kan, afhankelijk van het soort afgifte-apparaat per dagbedrijf en nachtbedrijf bepaald worden.

Als de aanvoertemperatuur naar het afgifte apparaat, de retourtemperatuur uit het apparaat en de omgevingstemperatuur van het apparaat de opgegeven waarden zijn, dan genereert het afgifte-apparaat het opgegeven vermogen. Als de opgegeven aanvoertemperatuur van het distributienet en de omgevingstemperatuur in de ruimte anders is, dan wordt er een ander vermogen afgegeven. Deze waarde is uurlijks in de daguitvoer te zien, en wordt ook in de uitvoer tabellen van gebouwsimulatie weergegeven.

Naast de aanvoer- retour- en omgevingstemperatuur kan het afgegeven vermogen anders zijn voor een afgifte in een constructie (bijvoorbeeld vloerverwarming) door inschakelverschijnselen (dag- nachtbedrijf) en zoninstraling op de constructie. Het vermogen in de resultaten betreft het waterzijdig afgegeven vermogen.
Bij een bron in constructie (bijvoorbeeld vloerverwarming) is het afgegeven vermogen fysisch gelimiteerd. Als een te hoog vermogen ingevuld wordt zal er een melding gegeven worden en wordt het vermogen gereduceerd. In het geval van verwarming en -koeling in een constructie zal het ingevulde vermogen voor koeling gebruikt worden voor de berekening. Het afgegeven verwarmingsvermogen zal worden bepaald op basis van het ingevulde koelvermogen.
Meer weten over waarom het piekvermogen hoger is dan begrenzing van het afgifteapparaat? Lees het artikel over piek in vloerverwarmingsvermogen.

 

Convectiefactor

  • Gebouwsimulatie

Dit is het convectieve deel van het voelbare vermogen. Het overige deel is stralingswarmte. Wanneer je bij apparaat radiator hebt gekozen, dan is deze invoer van belang. Standaard waarde is 0,7.

Type 10 11 20 21 22 30 31 32 33
Percentage convectief 50 65 65 80 80 85 85 90 90

Specificaties

  • Gebouwsimulatie

Indien er wordt gerekend met een gelimiteerd thermisch vermogen, kunnen temperatuurspecificaties aangegeven worden:

  • Standaard, waarbij de aanvoer-, retour- en omgevingstemperatuur op standaard waarden komen te staan, afhankelijk van de keuze voor een warmte-, koude of combi-afgifte.
  • Eigen waarden: met deze keuze kan zelf de aanvoer-, retour en omgevingstemperatuur opgegeven worden.

Aanvoer

  • Gebouwsimulatie

Dit is de aanvoertemperatuur van het water naar de te verwarmen ruimten toe. Deze is dimensionerend en is dus niet de stooklijn waarmee gerekend wordt. Uit de aanvoer- en retourtemperatuur wordt het debiet bepaald.

Retour

  • Gebouwsimulatie

Dit is de retourtemperatuur van het water die vanuit de te verwarmen ruimten terugkomt. Deze is dimensionerend en is dus niet de stooklijn waarmee gerekend wordt. Uit de aanvoer- en retourtemperatuur wordt het debiet bepaald.

Omgeving

  • Gebouwsimulatie

Dit is de gemiddelde omgevingstemperatuur waarin het afgifteapparaat staat opgesteld.

Afwijkend rendement

  • EPG

Het rendement van de warmteafgifte van verwarmingssystemen wordt forfaitair bepaald volgens tabel 14.1 NEN 7120. Hiervan kan worden afgeweken door een afwijkend rendement op te geven. Hiervoor dient dan wel een kwaliteitsverklaring te worden overlegd.

Publicaties

NEN 7120, paragraaf 14.2.3 tabel 14.1

Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone

 

Rendement

  • EPG

Indien een afwijkend rendement volgens een kwaliteitsverklaring wordt toegepast kan hier het rendement worden opgegeven.

Setpoints

Verwarmen

  • Gebouwsimulatie

Hier definieer je de setpoints voor de warmteafgifte. Indien hier als waarde standaard geselecteerd wordt, wordt de ontwerptemperatuur overgenomen van de Ontwerptemperaturen in het sjabloon Ruimte-eisen.

Koelen

  • Gebouwsimulatie

Hier definieer je de setpoints voor de koudeafgifte. Indien hier als waarde standaard geselecteerd wordt, wordt de ontwerptemperatuur overgenomen van de Ontwerptemperaturen in het sjabloon Ruimte-eisen.

CO2 bovengrens

  • Gebouwsimulatie

Hier definieer je de setpoints voor afgifte wanneer in voor een VAV-unit met regeling op CO2 gekozen is. De CO2-concentratie van buitenlucht is 420 PPM.

Standaard wordt genomen 800 ppm voor dag en 1200 ppm voor nacht.

Voor meer informatie: https://www.vabi.nl/nieuws/co2-gehalte-in-de-ruimte-berekenen-en-weergeven-in-elements/

Distributienetten

Hier selecteer je binnen de bibliotheek het Distributienet waar het afgifte-apparaat aan gekoppeld moet worden.


Terug naar Sjablonen