Interne warmteproducties worden onderverdeeld onder IWP personen, IWP apparaten en IWP verlichting. Deze invoer is benodigd voor koellast en gebouwsimulatie.

IWP Personen

Personen

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Het vermogen voor personen is het maximale vermogen van de warmte die geproduceerd wordt, in W/m², W of totaal aantal personen uitgedrukt. Bij personen wordt het vermogen berekend aan de hand van de opgegeven Clo- en MET-waarden. Indien W/m² wordt ingegeven, dan wordt er gerekend met vaste wandafmetingen, dat wil zeggen hart-op-hart maat exclusief wanddikten. Het vermogen wat hier opgegeven wordt is het totale vermogen. Hierin zijn dus het voelbaar vermogen en het latent vermogen bij elkaar opgeteld.

 

Clo-waarde zomer

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit is de thermische isolatie van het lichaam ten gevolge van gedragen kleding, ook wel kledingisolatie genoemd. 1 clo = 0,155 m².K/W. (ISSO 19 2.1.1.). Omdat deze instelling voor koellast gebruikt wordt, geven we personen met weinig kleding op, zodat de warmteproductie hoog uitvalt. De zomerperiode loopt van 27 april tot en met 27 september.

Eigen waarde kan worden ingevuld voor gebouwsimulatie, wanneer deze wordt ingevuld voor koellast zal gerekend worden met de dichtstbijzijnde hogere standaard waarde.

Clo-waarde winter

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit is de thermische isolatie van het lichaam ten gevolge van gedragen kleding, ook wel kledingisolatie genoemd. 1 clo = 0,155 m².K/W. (ISSO 19 2.1.1.) Omdat deze instelling voor gebouwsimulatie in de winter gebruikt wordt, geven we personen met veel kleding op, zodat de warmteproductie laag uitvalt en er meer verwarmd dient te worden. Indien gebruik wordt gemaakt van een stoel dient de isolatie ten gevolge van de stoel hierbij te worden opgeteld (0,15 clo voor bijvoorbeeld een bureaustoel). De winterperiode loopt van 28 september tot en met 26 april.

Eigen waarde kan worden ingevuld voor gebouwsimulatie, wanneer deze wordt ingevuld voor koellast zal gerekend worden met de dichtstbijzijnde hogere standaard waarde.
Kledingpakket [clo]
Naakt 0
Korte broek 0,1
Standaard tropenpak: (slip, korte broek, hemd met open boord en korte mouwen of T-shirt, dunne sokken en sandalen) 0,3
Licht zomerpak: (slip, lichte lange broek, hemd met open boord en korte mouwen, dunne sokken en schoenen) 0,5
Licht werkpak: (ondergoed, katoenen werkhemd met lange mouwen, lange werkbroek, wollen sokken en schoenen of slipje, onderrok, kousen, jurk en schoenen) 0,7
Winterpak voor binnen: (ondergoed, hemd met lange mouwen, lange broek, trui met lange mouwen, dikke sokken en schoenen of slipje, kousen, blouse, lange rok, mantel en schoenen) 1,0
Winterpak voor buiten: (katoenen ondergoed met lange mouwen en broekspijpen, hemd, kostuum met lange broek, jas en vest, wollen sokken en zware schoenen) 1,5

 

Activiteit MET-Waarden

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit zijn voor gedefinieerde activiteiten die een wattage per persoon en een metabolisme (M) bevatten.
1 Met = 58.2 W/m². Voor een volwassene dient 1,8 m² per persoon gerekend te worden.

Eigen waarde kan worden ingevuld voor gebouwsimulatie, wanneer deze wordt ingevuld voor koellast zal gerekend worden met de dichtstbijzijnde hogere standaard waarde.

Activiteit Met-waarde Totaal vermogen (Watt) Voelbaar vermogen bij 22 °C en clo=0,8 (Watt)
Rustend 0,81 85 74
RGD-standaard 1,20 126 80
Zittend bureauwerk 1,24 130 83
Typen 1,52 160 89
Licht actief zittend werk 2,00 210 101
Licht actief staand werk 2,86 300 131
Actieve sport 3,81 400
Zware sport 4,76 500

 

De bovenstaande tabel komt uit de koellastnorm NEN 5067 (blz.27, tabel 1 en 1a) en is vergelijkbaar met de tabel uit ISSO 32 (tabel 6) en ISSO 8 (tabel 14).

Publicaties
ISSO Publicatie 19 2.1.1.

Behaaglijkheidsmodellen

ISSO Publicatie 32 (2010), paragraaf 1.8.1

Warmte afgegeven door personen

Kleintje Koellast (2017)

Koellast door de warmteafgifte van personen

IWP Apparaten

Vermogen

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit is het maximale vermogen van de warmte die geproduceerd wordt. W/m² geeft het aantal vierkante meters van het bruto vloeroppervlak aan. Indien W/m² wordt ingegeven, dan wordt er gerekend met vaste wandafmetingen, dat wil zeggen hart-op-hart maat exclusief wanddikten. Zie Maatvoering.

Aanbevolen waarden voor vermogens van apparatuur in kantoren en woningen (ISSO 32)

Apparaat Vermogen (standby) [W]
PC 200
Vlak beeldscherm 17” 25
Vlak beeldscherm 19” 30
Vlak beeldscherm 22” 55
Groot grafisch beeldscherm 150
Laptop 30
Mini-notebook 15
Inktjetprinter 50 (10)
Laserprinter 400 (10)
Adapter telefoon etc. 10
Plasma TV 300 (15)
LCD TV 125 (5)
Digitale ontvanger 30 (10)
DVD-speler 20 (2)
Adapters per stuk 10
Een woonkamer als een vaste waarde tijdens gehele bedrijfstijd. 50
Een woonkamer van 7.00 tot 17.00 uur. 25
Een woonkamer van 17.00 – 23.00 uur. 100
Een keuken als een vaste waarde tijdens gehele bedrijfstijd. 280
Een keuken van 7.00 tot 17.00 uur en van 19.00 tot 23.00 uur. 250
Een keuken van 17.00 tot 19.00 uur. 600

Richtwaarden voor het vermogen van apparatuur in kantoorvertrekken volgens Kleintje Koellast (2017).

Omschrijving Vermogen [W]
PC 145
Game PC 525
Beeldscherm 20 – 22″ 25
Beeldscherm 23 – 25″ 25
Beeldscherm 26 – 32″ 30
Laptop 50
Inktjetprinter1) 20
Laserprinter1) 450
Adapter telefoon 1A output 5
Adapter telefoon 2A output 10
Tablet 10
Smartboard 235
Beamer 300
1) Gemiddeld zijn printers minder dan 5% van de tijd in bedrijf

Vermogen van apparatuur in woningen volgens Kleintje Koellast (2017).

Omschrijving Vermogen
[W]
LED TV < 29″ 25
LED TV 29 – 32″ 35
LED TV 33 – 40″ 50
LED TV 41 – 46″ 65
LED TV 47 – 50″ 80
LED TV 51 – 55″ 100
LED TV 56 – 60″ 115
LED TV 61 – 70″ 120
LED TV > 71″ 200
OLED TV 55 – 65″ 125
Digitale ontvanger met opnamefunctie 20
Digitale ontvanger zonder opnamefunctie 10
Spelcomputer 100 – 150
Stereoset / radio-CD 25
DVD-speler 10
Blu-rayspeler 15
Aquariumpomp 20
Aquarium verwarming 60
Adapters per stuk 10
Publicaties
ISSO kleintje Koellast paragraaf 3.6 (2017)

Koellastbijdrage door machines en apparaten

ISSO Publicatie 32 (2010), paragraaf 1.8.2

Warmte afgegeven door apparatuur

 

Wanneer je i.p.v. warmte afgifte, een koude afgifte hebt van apparaten in een ruimte, bijvoorbeeld bij het gebruik van open koelinstallaties in supermarkten, is het mogelijk om een negatief  vermogen op te geven. Dit kan door simpelweg een min teken (-) voor het opgegeven vermogen te plaatsen.

Voelbaar

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

De voelbare warmte is de energie per eenheid van tijd en eenheid van oppervlakte, die in de vorm van verwarming van lucht aan de atmosfeer wordt afgegeven. Wanneer je bij vermogen W of W/m² hebt ingevoerd, is dit gegeven van toepassing.

Waarvan convectief

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit is het convectieve deel van het voelbare vermogen. Het overige deel is stralingswarmte.

Publicaties
ISSO Publicatie 32 (2010), paragraaf 1.8.1

Warmte afgegeven door apparatuur

Kleintje Koellast (2017)

Koellast door de warmteafgifte van personen

IWP Verlichting

Vermogen

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast
  • EPG

Dit is het maximale vermogen van de warmte die geproduceerd wordt. W/m² geeft het aantal vierkante meters van het bruto vloeroppervlak aan. Indien W/m² wordt ingegeven, dan wordt er gerekend met vaste wandafmetingen, dat wil zeggen hart-op-hart maat exclusief wanddikten. Zie Maatvoering.

Voor de EPG berekening wordt dit opgegeven vermogen alleen in rekening gebracht indien bij de projectinstellingen is aangegeven dat het verlichtingsvermogen uitgebreid wordt meegenomen. Bij de forfaitaire methode voor de bepaling van het verlichtingsvermogen wordt het vermogen gerelateerd aan de gebruiksfuncties in het gebouw, zie tabel 16.2 NEN 7120.

Aanwezigheidsdetectie

  • EPG

Hier kun je kiezen of de verlichting geregeld wordt op basis van de aan- en afwezigheid van personen. Een infrarood sensor detecteert of er in een ruimte beweging is en schakelt de verlichting in zodra iemand de ruimte in komt.

Verlicht plafond

  • Koellast

Hier heb je de keuze of dat het plafond verlicht wordt. Indien ja, dan kan het plafond de stralingswarmte accumuleren.

Afzuiging van armatuur

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast
  • EPG

Hier heb je de keuze de armaturen te laten afzuigen via het ventilatiesysteem van de bijbehorende ruimte. Indien deze afzuiging van armatuur geselecteerd wordt, kan de warmteproductie afhankelijk van de manier van afzuiging (positie en type) gereduceerd worden.
Voor de EPG berekening moet minimaal 70% van de armaturen binnen het gebouw (rekenzone) worden afgezogen om deze te waarderen in de EPC.

Gebouwsimulatie: Met luchtafzuiging via armatuur en plafond         CFl =0,68

Positie

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Deze optie geldt alleen indien er niet wordt afgezogen. Aan de hand van deze keuze wordt een convectiefactor (CFl) bepaald.

Positie

Vrij hangend

Inbouw

Opbouw

GS

CFl =0.80

CFl =0.72

CFl =0.76

KL

CFl =0.50

CFl =0.30

CFl =0.40

Type

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Deze keuze betreft het type afzuiging, indien er gekozen is voor afzuiging van armatuur. Aan de hand van deze keuze en de hoeveelheid afzuiging wordt een reductiefactor bepaald.

  • Via plenum; er wordt afgezogen via de horizontale spouw in het verlaagde plafond. Dit is de minst efficiënte afzuiging.
  • Via geïsoleerd kanaal, zodat de warmte zoveel mogelijk weggeleid wordt. Dit is de meest efficiënte afzuiging.
  • Via ongeïsoleerd kanaal. Er zal een geringe warmte via de kanalen de ruimte in lekken.

Hoeveelheid

  • Gebouwsimulatie
  • Koellast

Dit geeft de hoeveelheid afgezogen lucht aan per 100 W geïnstalleerd vermogen. Dit kan een ontwerp-eis zijn die meegenomen wordt.

De koellastbijdrage door verlichting wordt, aan de hand van de hierboven ingevoerde gegevens, door het programma zelf bepaald aan de hand van de rekenregels te vinden in de volgende normen:

Publicaties

Kleintje Koellast (2017) paragraaf 3.5

Koellastbijdrage door verlichting

ISSO Publicatie 32 (2011), paragraaf 1.8.3

Afgegeven vermogen door verlichting 

NEN 7120, paragraaf 16.4

Rekenwaarde voor regelingen

 

De combinatie betonkernactivering met plenumafzuiging is in het programma niet mogelijk. Mogelijke oplossing: geef niet het totale verlichtingsvermogen op, maar trek het afgezogen convectieve gedeelte van het totale verlichtingsvermogen af.

 

Regeling

  • Gebouwsimulatie
  • EPG

De regeling heeft invloed op hoe de het programma omgaat met de aan- en uitschakeling van de verlichting. Voor koellast is deze invoer echter niet aan de orde.

  • Handmatig: Er wordt geen regeling toegepast op de verlichting.
  • Centraal aan/uit: De verlichtingsinstallatie wordt voor het gebouw centraal aan en uit geschakeld
  • Veegpulsschakeling: Op gezette tijden wordt de betreffende verlichting via een veegpuls uitgeschakeld.
  • Daglicht regeling of daglichtschakeling; een lichtsensor meet de hoeveelheid licht die op het werkvlak valt en past daarop het kunstlicht aan. De sensor kan zowel per vertrek als per armatuur gemonteerd zijn.
  • Veegpuls en daglicht: op gezette tijden (bijvoorbeeld rond lunchtijd) wordt de betreffende verlichting via een veegpuls uitgeschakeld, samengaand met een lichtsensor die de hoeveelheid licht meet die op het werkvlak valt.
  • Ruimteof vertrekschakeling: de verlichting wordt per vertrek geschakeld.
  • Gevel / ruimte regeling: Een vertrekschakeling waarbij de mogelijkheid aanwezig is de gevelzone afzonderlijk aan- of uit te schakelen
Gebouwsimulatie regelt zijn daglicht aan de hand van bovenstaande keuze. Indien het geen daglichtregeling betreft gaat de verlichting uit als er geen personen in de ruimte cq. het gebouw aanwezig zijn. Als het daglichtregeling betreft schakelt hij de verlichting conform de opgegeven grenswaarden van daglichtintensiteit op de gevel..
Bij de EPG berekening wordt een onderscheid gemaakt in de forfaitaire methode voor het bepalen van het verlichtingsvermogen en de uitgebreide methode. Bij de forfaitair methode voor de bepaling van het verlichtingsvermogen wordt geen rekening gehouden met daglichtregelingen.

Daglichtregeling

  • Gebouwsimulatie

Je hebt de keuze om aan te geven of je alleen de verlichting aan wilt laten gaan wanneer het buiten te donker wordt en de verlichting handmatig uitgeschakeld moet worden, of de verlichting ook uitgeschakeld moet worden wanneer het buiten te licht wordt. Deze invoer geldt alleen voor regeling via daglicht in het eerdere keuzescherm. Alleen bij (daglicht)regelingen

  • alleen aan; alleen inschakelen (blijft de rest van de dag branden)
  • aan en uit; in- en uitschakelen
Intensiteit “aan”

Dit is de maximale lichtintensiteit op de werkplek, wanneer de verlichting aan moet gaan. Deze invoer geldt alleen voor regeling daglicht. Standaard 600 lux.

Intensiteit “uit”

Dit is de minimale lichtintensiteit op de werkplek, wanneer de verlichting uit moet gaan. Deze invoer geldt alleen voor regeling daglicht indien de regeling zowel aan als uit bevat. Standaard 1200 lux.

Publicatie
ISSO Publicatie 32 (2011), paragraaf 1.9

Schakelcriterium voor verlichting


Terug naar Hulpmiddelen