Het bouwdelenscherm laat een lijst zien van alle bouwdelen. Je ziet dat alle constructies nu automatisch toegewezen zijn. Ook is hier het geometrie-hulpscherm beschikbaar. In het bouwdelenscherm kun per bouwdeel zien welke keerzijde, constructie, oppervlakte oriëntatie en helling het bouwdeel heeft. Je kunt ook een negge (ruimte tussen voorkant gevel (metselwerk) en voorkant kozijn) invullen, als hier sprake van is (voor zon-instraling gebouwsimulatie en koellast).

Bij Hulpmiddelen – Constructies kun je kleuren toewijzen aan de constructies. Deze kun je nu in het geometrie-hulpscherm overzichtelijk zien.

Keerzijde of constructie wijzigen

Wanneer een deel van je gebouw grenst aan bijvoorbeeld een ander gebouw of kruipruimte, zou je deze in de geometrie erbij kunnen tekenen. Je kan ook de keerzijde van de bouwdelen die aan dat gebouw of die kruipruimte zouden grenzen wijzigen.

Vink hiervoor aan dat je de keerzijde of constructie wilt overschrijven in de kolom >>. Wanneer het is gewijzigd zal er een vinkje blijven staan. Wil je de constructie of keerzijde weer terugzetten volgens de geometrie, kun je het overschrijven weer uitvinken.

Let op: Wil je van een gehele ruimte bijvoorbeeld alle buitenwanden en binnenwanden wijzigen, kun je dit beter doen door een nieuw bouwkundig sjabloon aan te maken en deze toe te wijzen bij Eigenschappen-Ruimten.
Aangeven dat een gebouw een aangrenzend pand heeft, kan ofwel door de keerzijde naar ‘Ander gebouw’ te overschrijven, je hebt dan binnen het gebouw maar 1 zone. Ofwel door de andere gebouwen in de geometrie te tekenen en zones toe te passen. Deze twee mogelijkheden kunnen niet gecombineerd worden. Wanneer beide mogelijkheden tegelijkertijd toegepast zijn, worden de zones zoals getekend in de geometrie aangehouden.
Bij het overschrijven van keerzijde naar ander gebouw zijn er in ISSO 51 (2023) slechts 2 gebouwfuncties: ‘wonen’ en ‘anders/onbekend’. Wanneer ‘wonen’ gekozen wordt, dan kan je hier ook het aantal aangrenzende woningen opgeven.

Voor bijvoorbeeld een eengezinswoning (of een enkel appartement), kun je alleen de berekende woning tekenen en de zijwanden (evt. boven- en onderliggende vloer) naar de buren als keerzijde naar ‘ander gebouw’ specificeren. Je maakt dan geen gebruik van zones binnen het gebouw. Maar als je verschillende appartementen binnen een appartementencomplex wilt doorrekenen, dan is ieder afzonderlijk appartement een zone en moet je de omliggende woningen ook tekenen en een aparte zone toewijzen.

Extra informatie over Keerzijde: Ander gebouw

Aantal aangrenzende gebouwen is het aantal gebouwen dat aan het te berekenen gebouw vast zit.

Bij keerzijde ‘Ander gebouw’ kan gekozen worden voor ‘1’ of ‘2 of meer’ aangrenzende panden. Wanneer beide ‘1’ en ‘2 of meer’ als keerzijde toegewezen zijn, wordt degene die resulteert in de laagste aangrenzende temperatuur (m.a.w. 1 aangrenzend pand) aangehouden voor het gehele gebouw.

Voor warmteverlies volgt de aangrenzende temperatuur uit ISSO 51 paragraaf 4.5.

Meerdere bouwdelen tegelijkertijd aanpassen

Selecteer met SHIFT ingedrukt, de vloerconstructies die bijvoorbeeld aan een kruipruimte moeten grenzen. (tip: sorteer op keerzijde en zo kun je in één keer alle bouwdelen die grenzen aan grond selecteren). Klik op Wijzig op Selectie en kies de gewenste keerzijde met de bijbehorende eigenschappen.

Overige aanpassingen

Fictief

  • Warmteverlies

De kolom fictief geeft de mogelijkheid een bouwdeel als fictief aan te merken. Het fictief maken van een bouwdeel geld alleen voor bouwdelen die zich tussen twee ruimtes bevinden. Deze mogelijkheid is alleen van toepassing bij de warmteverlies berekening. Als een bouwdeel fictief wordt gemaakt, worden de ruimtes aan weerszijde van betreffend bouwdeel als een ruimte meegenomen en wordt er geen transmissie door betreffende constructie berekend.

Negge

De kolom negge geeft de mogelijkheid aan te geven of een raam is verzonken/er sprake is van een negge. Bij Projectinstellingen kun je aangeven of de negge wordt meegenomen bij de schaduwberekening.

Wanneer een raam diep in de gevel ligt (een diepe negge) kan dit hier worden aangegeven. Deze diepte wordt ingegeven in milimeters. De diepte wordt gebruikt voor de bepaling van de zoninstraling. Als er een negge bestaat, dan bestaat er ook een beschaduwing door deze negge. Deze wordt in alle zonsinvalshoeken meegenomen.

Bij een negge van 0mm bevindt het glas zich aan de buitenkant, gelijk met de buitengevel. De waarde die ingevoerd wordt is de afstand tussen het glasoppervlak en de buitenkant van de gevel.

Filters

Bij elke kolom in de tabel Bouwdelen is een filterknop zichtbaar. Wanneer een filter actief is, licht deze knop op. Door de filterknoppen kunnen per kolom keuzes gemaakt worden elke bouwdelen in de tabel zichtbaar zijn. Hierdoor kunnen diverse overzichten van soorten bouwdelen gemakkelijk zichtbaar gemaakt worden. Bij elke kolom is de mogelijkheid een filter te kiezen uit de lijst of zelf een filter te definiëren.


Extra informatie voor het bepalen van de transmissieverliezen van Begane grondvloeren EPG en NEN 1068:2012

Extra informatie voor het bepalen van de transmissieverliezen door de begane grondvloer worden de vloeren onderverdeeld in de begrenzing van de vloer

  • Begane grond vloeren op of boven het maaiveld direct op de grond (eventueel met een luchtlaag van maximaal 30 cm)
  • Begane grond vloeren boven een kruipruimte
  • Begane grond vloeren boven een onverwarmde kelder
  • Begane grond vloeren van een verwarmde ruimte met vloer onder het maaiveld

Voor elke begrenzing van de begane grondvloer wordt het verlies door de vloer apart berekend. Het verlies door de vloeren wordt bepaald aan de hand van de toegepaste constructies, begrenzingen van die constructies (buitenlucht of grond) en de lineaire koudebruggen van de vloeren (forfaitair via de perimeter of uitgebreid via de lineaire koudebruggen) correct op te geven.

Binnen de rekenzone is het van belang maar 1 type begrenzing voor de begane grondvloer te definiëren. Mochten er binnen de rekenzones verschillende typen begrenzingen voor de begane grond voorkomen dienen de rekenzones te worden gesplitst in meerdere rekenzones. Hierbij is het ook van belang de lineaire koudebruggen (perimeter) op een juiste manier over de rekenzones te verdelen.

Grond
De vloer direct op grond op of boven het maaiveld gelegen kan worden opgegeven via ‘Eigenschappen’ en ‘Bouwdelen’ door voor keerzijde te kiezen voor ‘Grond’. Voor de EPG berekening is geen extra invoer voor de begrenzing grond nodig. Is de vloer gelegen boven een luchtlaag, dient de luchtlaag in de warmteweerstand van de constructie te worden meegenomen.

Kruipruimte
De vloer boven een kruipruimte kan worden opgegeven via ‘Eigenschappen’ en ‘Bouwdelen’ door voor keerzijde te kiezen voor ‘Kruipruimte’. Voor de EPG berekening zijn meerdere invoergegevens van de kruipruimte nodig:

  • hoogte van de aangrenzende kruipruimte in mm
  • dikte in mm en Rc waarde in m2.K/W van de wand tegen grond van de kruipruimte
  • vloer van de kruipruimte (grond, isolatie op de grond of aparte constructie)
    • grond: geen extra invoer nodig
    • isolatie: warmteweerstand van de isolatie van de kruipruimte (isolatie op de vloer van de kruipruimte)
    • constructie: warmteweerstand van de constructie van de vloer van de kruipruimte
  • ligt de kruipruimte deels boven maaiveld
    • hoogte boven maaiveld in mm
    • warmteweerstand van de constructie in m2.K/W van de wand van de kruipruimte grenzend aan de buitenlucht

Mochten er voor de aangrenzende kruipruimte binnen de rekenzone verschillende invoergegevens voor de kruipruimte worden opgegeven, worden de gegevens oppervlakte gewogen gemiddeld voor de aangrenzende kruipruimte.

Onverwarmde kelder
Voor de begane grondvloer boven een onverwarmde kelder moet eerst een aparte zone worden aangemaakt. Voor de ruimte of ruimten van de onverwarmde kelder moet een afgiftesjabloon worden aangemaakt waarbij geen afgifte-apparaten zijn opgegeven voor verwarming (onverwarmde ruimte). Voor de onverwarmde ruimte of ruimten moeten de wanden en vloeren worden opgegeven als bouwdelen grenzend aan de grond.

Ligt de onverwarmde kelder deels boven de grond moeten de wanden worden gesplitst in delen grenzend aan de grond en delen grenzend aan de buitenlucht. De maaiveldhoogte kan worden opgegeven via het icoon ‘Maaiveldhoogte’ in het geometrie-tekenscherm. Door extra lijnen binnen een ruimte in een wand te tekenen kunnen wanden worden gesplitst in meerdere deelwanden waarvoor verschillende begrenzingen kunnen worden opgegeven.

De ruimte of ruimten van de onverwarmde kelder moeten worden toegekend aan de zone van de onverwarmde kelder.

Onder het maaiveld
Begane grondvloeren van een verwarmde ruimten met de vloer onder het maaiveld kan worden opgegeven door via het icoon ‘Maaiveldhoogte’ in het geometrie-tekenscherm de hoogte aan te passen en waar nodig wanden en vloeren tegen grond op te geven.


Terug naar Eigenschappen