Resultatenscherm

Knop rekenen

Als een object geopend is en doorgerekend kan worden, zijn enkele resultaten links onderin te zien. Als je invoer wijzigt, dan worden deze meegenomen in de berekening nadat het scherm met OK of Enter wordt bevestigd. Je kunt de knop rekenen gebruiken, om direct na het wijzigen van een veld de resultaten te zien.

Controle resultaten

Afhankelijke van de bouwfase (aanvraag omgevingsvergunning, oplevering nieuwbouw en bestaande bouw), worden de resultaten getoetst, zie ook de afbeelding hieronder wanneer welke eis relevant is. Dat is voor een woongebouw anders dan voor een appartement in een woongebouw. En voor woningbouw – bestaande bouw zijn er geen eisen, maar wordt wel gekeken of de warmtebehoefte (WB) van de woning aan de Standaard voldoet.

De EP 1 wordt getoetst aan de BENG1, indien van toepassing.
De EP 2 wordt getoetst aan de BENG2, indien van toepassing.
De EP 3 wordt getoetst aan de BENG3, indien van toepassing.
De TOjuli (max) wordt getoetst aan de TOjuli eis, indien van toepassing.
De berekende labelklasse wordt weergegeven.
De warmtebehoefte (WB) wordt voor woningen bestaande bouw getoetst aan de Standaard.

EP indicatoren

Object - Resultaten

Met Vabi EPA worden volgens de NTA 8800 drie energieprestatie indicatoren berekend en voor woningen ook een risico op temperatuuroverschrijding.

  • EP1 geeft de berekende energiebehoefte per jaar in kWh/m2 gebruiksoppervlak.
  • EP2 is het berekende primair fossiel energiegebruik per jaar in kWh/m2 gebruiksoppervlak.
  • EP3 is het berekende aandeel hernieuwbare energie in procenten.
  • TOjuli, max is een inschatting van het risico op oververhitting bij woningen.

Na invoer van de benodigde gegevens zijn deze te zien in het resultatenscherm van het object. Rechts van de energieprestaties, worden eventuele eisen getoond.

Tijdens het bewerken van een object of een rekenzone kun je direct zien hoe de energieprestatie indicatoren veranderen als je de invoer wijzigt.

In de afbeelding hieronder kun je zie hoe de EP-2 lager wordt als je een kwaliteitsverklaring toepast voor de PV-panelen.

BENG-eisen

Aan nieuwbouw worden eisen gesteld, de BENG-eisen: Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.

  • BENG-1 is de maximale energiebehoefte per jaar in kWh/m2 gebruiksoppervlak.
    In BENG-1 zit zowel de energiebehoefte voor verwarming, als voor koeling. Hierbij wordt gekeken naar de gebouwschil waarin de verhouding glas en dichte gevel van belang is, evenals de mate van isolatie en kierdichting en de aanwezigheid van koudebruggen. Om de energiebehoefte te beperken is niet alleen isolatie van belang, maar ook het samenspel van de genoemde onderdelen, de ligging en de vorm van een gebouw (verhouding verliesoppervlak ten opzichte van gebruiksoppervlak). BENG 1 gaat over al deze facetten.  Het ventilatiesysteem speelt in de NTA 8800 geen rol meer in BENG-1 er wordt gerekend met een ‘neutraal’ ventilatiesysteem. De energiebehoefte invullen kan met hernieuwbare of fossiele energie.
  • BENG-2 is het maximale primair fossiel energiegebruik per jaar in kWh/m2 gebruiksoppervlak.
    Dit omvat het energiegebruik voor verwarming, koeling, warmtapwater en ventilatoren. Voor utiliteit telt ook verlichting, bevochting en ontvochtiging (indien aanwezig) mee. Als er PV-panelen, of andere hernieuwbare energiebronnen zijn, dan wordt de daarmee opgewekte energie van het primair fossiel energiegebruik afgetrokken.
  • BENG-3 is het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten.
    Dit wordt bepaald door de hernieuwbare energie te delen door het totaal van de hernieuwbare energie en primair fossiel energiegebruik.
Publicaties
RvO.nl (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)
Energieprestatie indicatoren - BENG

BENG-1 correctie geometrie verhouding

De BENG-1 kan gecorrigeerd worden voor de compactheid van het gebouw, dat is de verhouding van het verliesoppervlak van het object (Als) en het gebruiksoppervlak (Ag). Deze correctie is per gebruiksfunctie weer anders. De software rekent automatisch de juist BENG-1 eis uit, afhankelijk van de Als/Ag verhouding. Deze verhouding vind je daarom ook terug in het resultatenscherm.

Meer over het tot stand komen van de BENG-eisen en de BENG-1 correctie kun je lezen in de Kostenoptimaliteitsstudie onder de publicaties hieronder.

Publicaties
Staatsblad 2019, 501
publicatie staatsblad bijna energie-neutrale nieuwbouw
Kostenoptimaliteitsstudie BENG-eisen
Kostenoptimaliteitsstudie BENG-eisen

.

BENG-1 correctie gebouwmassa

De BENG-1 eis wordt niet alleen gecorrigeerd voor de gebouwvorm (Als/Ag verhouding), maar woongebouwen en eengezinswoningen ook voor de gebouwmassa. In dat geval is de BENG 1 eis minder streng voor een lichtere bouwwijze, de voorgeschreven BENG-1 eis wordt dan met 5 kWh/m2 verhoogd. Deze aangekondigde wijziging van het bouwbesluit 2012 is na te slaan bij de publicaties hieronder.

Alleen woongebouwen en andere woonfunctie (in Vabi EPA: eengezinswoning) krijgen mogelijk deze correctie voor lichtere bouwwijze:

BENG-1 correctie voor grondgebonden woningen met een lichte bouwwijze

Wanneer wordt de correctie voor een lichtere bouwwijze toegepast? Bij een gebruiksoppervlak gewogen gemiddelde specifieke interne warmtecapaciteit van 180 kJ/m2K of minder. Klik op de afbeelding om te zien welke invoer van gebouwmassa een BENG-1 correctie krijgt en welke niet:

BENG-1 correctie voor lichte gebouwen

Publicaties
Staatsblad - wijziging Bouwbesluit 2012
Artikel 5.2 Bijna energieneutraal - lid 5

TOjuli max

Naast de BENG-eisen is het ook nodig om bij ontwerp aandacht te hebben voor oververhitting van woningen, daarom is er een indicator TOjuli die het risico op oververhitting weergeeft. Deze indicator heeft alleen voor nieuwbouw woningen (omgevingsvergunning en oplevering) een grenswaarde.

De TOjuli is een indicatiegetal waarmee per oriëntatie het risico op temperatuuroverschrijding wordt bepaald. De TOjuli die je in het resultatenscherm ziet, is de maximale waarde van de berekende oriëntaties. De maatgevende oriëntatie is die oriëntatie waar de maximale waarde optreed. Wil je de TOjuli van alle oriëntaties weten, kijk dan hoe je een rapportage maakt met gedetailleerde resultaten. Zijn er meer rekenzones, dan wordt ook de maatgevende rekenzone aangegeven, dat is de rekenzone waarde de hoogste berekende waarde optreedt.

Woningen met actieve koeling voldoen automatisch aan de TOjuli-eis. Er wordt voor het energielabel niet gecontroleerd of er voldoende vermogen beschikbaar is.

De TOjuli indicator is alleen een nieuwbouweis voor woningbouw. De berekende waarde wordt echter ook getoond voor oplevering nieuwbouw en bestaande bouw, zodat je ook dan het risico op oververhitting mee kunt nemen in het doorrekenen van varianten.

Als een bepaalde oriëntatie niet meer dan 3 m2 bedraagt, dan wordt deze oriëntatie achterwege gelaten in de TOjuli, max. Dit om te voorkomen dat bijvoorbeeld een enkele zijwang van een dakkapel bepalend is voor de hele woning.

In ISSO Open is nu de whitepaper Zonwering beschikbaar, met de titel ‘Voorkomen is beter dan genezen – zonwering komt voor koelen’, zie publicaties hieronder.

Publicaties
ISSO open kennispaper
Voorkomen is beter dan genezen - zonwering komt voor koelen

GTO berekening

De TOjuli, max is een inschatting van het risico op oververhitting. Een simulatie berekening met Elements gebouwsimulatie kan dit risico specifieker berekenen. Als TOjuli, max de grenswaarde van 1,20 overstijgt, dan mag met gebouwsimulatie een GTO berekening worden gemaakt om aan te tonen dat het risico acceptabel is. De grenswaarde voor de GTO, conform vastgestelde uitgangspunten voor de berekening, is gesteld op 450 uur. Deze uitgangspunten van het bouwbesluit moeten daarbij gevolgd worden. Lees hier hoe je dit in Elements kunt invoeren.

Je maakt dus een GTO berekening van de maatgevende woning, dat is het appartement met de hoogste TO-juli waarde binnen het appartementencomplex. Als de GTO-uren vul je vervolgens in bij alle appartementen binnen dat appartementen complex. Zie de nota van toelichting op Bouwbesluit (zi ook publicaties hieronder):

Het derde lid beschrijft de werkwijze hoe bij woongebouwen waarin binnen een of meerdere woningen de grenswaarde voor oververhitting wordt overschreden. In dat geval moet voor de maatgevende woning met de absoluut hoogst berekende waarde voor oververhitting met een dynamisch rekenmodel worden aangetoond dat binnen die woning het aantal gewogen temperatuuroverschrijdingen maximaal het acceptatieniveau van 450 temperatuuroverschrijdingen (GTO) bedraagt. De veronderstelling daarbij is dat in dat geval ook bij de overige woningen binnen dat woongebouw het aantal overschrijdingsuren acceptabel is.

Publicaties
Bouwbesluit artikel 3.10
Hoofdstuk 3. Gezondheid, energiezuinigheid en milieu
Toelichting Bouwbesluit artikel 3.10
Nota van toelichting Regeling Bouwbesluit 2012

Maatgevende oriëntatie

Op het resultatenscherm (en op de tegellijst van het object) wordt getoond wat de maatgevende oriëntatie is. De maatgevende oriëntatie is waar de hoogste TOjuli berekend wordt. Op die manier is inzichtelijk waar je eventueel zonwerende maatregelen kunt treffen om het risico op oververhitting te verlagen. Zijn er meerdere rekenzones, dan kun je op de tegellijst van de rekenzones de TOjuli, max en de maatgevende oriëntatie per rekenzone terug vinden.

Labelklasse

Indeling labelklassen utiliteitsgebouwen

Het energielabel voor utiliteit wordt gebaseerd op de EP2. Daarin zijn eventuele gebiedsmaatregelen (energie maatregelen op gebiedsniveau: EMG) meegenomen. Meestal zijn dit kwaliteitsverklaringen voor externe warmtelevering (stadsverwarming) of koudelevering.

Omdat voor woningbouw het energielabel gekoppeld is aan de huur die corporaties mogen vragen, worden gebiedsmaatregelen niet meegenomen in het energielabel. Het primair fossiel energieverbruik (EP2) wordt nog een keer uitgerekend, maar dan met forfaitaire waarden waar een EMG kwaliteitsverklaring is toegepast. Het energielabel voor woningen wordt gebaseerd op de score voor de EP2 EMG forf. (primair fossiel energieverbruik), zie publicaties hieronder voor staatscourant en de regeling energieprestatie gebouwen (paragraaf 2, artikel 2).

Voor de EP-adviseur met oog voor details. In het Nader Voorschrift werd gerekend met een forfaitaire waarde voor het opwekkingsrendement. In de NTA 8800 wordt het rendement van de verklaring niet overschreven door de forfaitaire waarde, maar de primaire energie factoren.
Voer je een woongebouw in, dan is het energielabel puur indicatief. Een energielabel moet opgesteld worden voor iedere woning apart.
Inijkingsstudie energielabels Utiliteit

Er is een voorstel gedaan voor de nieuwe labelklassen. De labelklassen voor utiliteit zijn afhankelijk van de gebruiksfunctie, omdat het energieverbruik per functie in grote mate verschillend is. Deze zijn in het concept besluit te vinden op pagina 9 en 10. De inijkingsstudie laat zien dan 55% van de gebouwen behoudt hetzelfde label houdt. Van de labels die wel verschuiven verschuift 79% maximaal één label (één labelverslechtering of één labelverbetering). De overige 21% verschuift twee labels of meer (twee labelverslechteringen of twee labelverbeteringen).

Inijkingsstudie energielabels Woningbouw
Door middel van een inijkingsstudie is gekeken wat de effecten van verschillende varianten zijn.  Met behulp van deze studie is het advies gekomen om te kiezen voor een indeling waarbij zoveel mogelijk gebouwen dezelfde labelletter behouden.  In de tabel is duidelijk te zien dat de oude en nieuw energielabelklasse zoveel mogelijk hetzelfde gehouden is. Het aantal punten bij het Energielabel volgens het Nader Voorschrift (NV) en volgens de NTA 8800 is gelijk. Wel zijn er vier nieuwe labelklassen bijgekomen, A+ tot en met A++++. Dit is gedaan om zeer energiezuinige gebouwen te waarderen in de energielabelletter. Toch gaan er labelverschuivingen ontstaan. Dit komt in grote maten door de gewijzigde indicator (EP-2 i.p.v. Energie-Index) en in minder grote mate door de gewijzigde methodiek (NTA 8800 i.p.v. Nader Voorschrift). Gemiddeld zal 53% van de woningen dezelfde labelletter houden, 38% van de woningen verschuift 1 labelklasse (beter of slechter) en 9% van de woningen verschuift 2 labelklassen of meer. Lees hier meer over de aangepaste labelklassen indeling.

Publicaties
Staatcourant 5-11-2020
wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen en enige andere regelingen
Regeling Energieprestatie gebouwen
Regeling energieprestatie gebouwen met tabellen van vastgestelde labelklassen

.

CO2 uitstoot

De CO2-emissiecoëfficiënten voor aardgas, biomassa en stookolie zijn gebaseerd op de ‘Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2-emissiefactoren’, januari 2018 van RVO, waarbij een correctie plaatsgevonden heeft voor de omrekening van onderwaarde naar bovenwaarde. De CO2-emissiecoëfficiënt voor elektriciteit is gebaseerd op de prognose van NEV voor het jaar 2020. De CO2-emissiecoëfficiënt voor forfaitaire externe warmtelevering is bepaald op basis van rekenregels en kengetallen die opgenomen zijn in de rapportage ‘Duurzaamheid van warmtelevering’ van Harmeling Consulting, mei 2017.

De CO2 uitstoot is berekend aan de hand van de maandelijks afgenomen primaire fossiele energie.

Publicaties
NTA 8800
tabel 5.3 CO2-emissiecoëfficiënten

De Standaard (isolatiestandaard)

Warmtebehoefte (WB)

  • EPA-W

De waarde van de warmtebehoefte (WB) verschilt van de EP1 waarde (berekende energiebehoefte) omdat voor de warmtebehoefte wordt gerekend met het werkelijk geïnstalleerde ventilatiesysteem (in plaats van de standaard installatie: C1) en er geen rekening wordt gehouden met de koudebehoefte.

Woningcorporaties mogen bij nul-op-de-meterwoningen (NOM) een extra bijdrage vragen aan huurders volgens de energieprestatievergoeding EPV2.0 (van 1 oktober 2023 tot 1 januari 2024 geldt een overgangsperiode waarbij gekozen mag worden tussen EPV en EPV 2.0). De netto warmtebehoefte bepaalt onder andere welke vergoeding de corporatie aan de huurder mag vragen. Lees hier meer over EPV 2.0 en zie publicaties hieronder voor informatie van RvO over energieprestatievergoeding.

Publicaties

Standaard en streefwaarden

  • EPA-W

Welke maatregelen zijn nodig om aan de standaard te voldoen? Dit kan voor elke woning verschillend zijn. Hoe hoog de standaard is, is afhankelijk van EGW/MGW, bouwjaar (kantelpunt 1945) en compactheid (kantelpunt 1,00). Kijk voor meer informatie bij ‘berekening de standaard’. Het is vooral voor naoorlogse woningen veel lastiger om de standaard te halen.

Maatregelen die invloed hebben op de warmtebehoefte:

  • Isolatie
  • Infiltratie (tochtdicht maken en qv10-waarde meten)
  • Ventilatie

Op ECW staan enkele voorbeeld woningen en maatregelpakketten om te kunnen voldoen aan de standaard. Ook op RVO is meer informatie te vinden.

Begin 2021 heeft Demissionair Minister Ollongren een nieuw sturingsmiddel voor verduurzaming van woningen geïntroduceerd: de Standaardwaarden. Dit is één van de afspraken uit het Klimaatakkoord. Lees meer over de Standaardwaarden als sturingsmiddel. Daarmee kan de berekende warmtevraag getoetst worden aan de Standaard voor woning, zodat je kunt zie of de woning toekomstbestendig geïsoleerd is, of gaat worden. Deze Standaard geldt voor bestaande bouw, maar ter indicatie wordt die ook voor de andere bouwfases getoond.

De Standaard kijkt naar de warmtevraag, het energielabel naar het berekende woning gebonden energieverbruik. Met een ‘groen’ energielabel (label B of beter) voldoe je niet automatisch aan de Standaard.
berekening de Standaard

Lees hier meer over de totstandkoming van de Standaard en streefwaarden.

Streefwaarden

Overgenomen uit de publicatie van Nieman [Rapport standaard en streefwaardes bestaande woningbouw – Referentie warmtevraag bestaande bouw]

.

Hernieuwbare energie

Wat wel en niet onder hernieuwbare energie valt is een beleidsmatige keuze. In de NTA 8800 vallen de volgende energiebronnen onder hernieuwbaar: zonne-energie, geothermische energie, bodemenergie, seizoensopslag (warmte en koude, zoals bij WKO), windenergie, energie uit buitenlucht, vaste biomassa en elektrische opwekkers opererend in de flexmodus (vanaf versie 10.0). Vaste biomassa wordt, naar analogie aan de afhandeling bij primaire energie, niet altijd volledig als hernieuwbaar beschouwd. Restwarmte en/of restkoude die gebruikt wordt binnen een stadsverwarmings- of stadskoelingsnet, wordt niet gezien als een hernieuwbare energiebron maar kan onder voorwaarden via een kwaliteitsverklaring wel gewaardeerd worden (factor hernieuwbaar).

Warmtepompen

Bij warmtepompen voor ruimteverwarming en tapwater wordt de ingaande warmtestroom in de warmtepomp voor alle warmtepompen met een opwekkingsrendement ηX;gen;gi > 1, met uitzondering van warmtepompen die (gedeeltelijk) op ventilatieretourlucht draaien, als hernieuwbare energie beschouwd.
Bij ventilatieretourluchtwarmtepompen voor ruimteverwarming en tapwater waarbij de wegblaastemperatuur van de warmtepomp lager is dan de buitentemperatuur (diepkoelen), mag dat deel van de bronenergie als hernieuwbare energie beschouwd worden dat ontstaat doordat de temperatuur van de wegblaaslucht na de warmtepomp lager is dan de buitentemperatuur.

Indien er sprake is van ventilatieretourluchtwarmtepompen met COPH;gen;prac;mi;gi ≥ 1 die ‘diepkoelen’ (dat wil zeggen dat de wegblaastemperatuur van de warmtepomp lager is dan de buitentemperatuur), dan is het mogelijk om een deel van de bronenergie als hernieuwbaar te beschouwen. Het gaat hierbij om het deel van de bronenergie dat ontstaat doordat de temperatuur van de wegblaaslucht na de warmtepomp lager is dan de buitentemperatuur. De wijze waarop in die gevallen de waarde voor QH;hp;in moet worden bepaald, is niet verder uitgewerkt in deze NTA. In een gecontroleerde kwaliteitsverklaring kan deze waarde opgegeven worden. Wanneer deze waarde onbekend is, moet gerekend worden met QH;hp;in = 0.

Koeling
Bij koeling wordt alleen de koude die gehaald wordt uit systemen met een EER ≥ 8 (zoals vrije koeling, WKO, bodemkoeling of oppervlaktewater) als hernieuwbare energie beschouwd.

Vaste biobrandstof
Bij op vaste biobrandstof gestookte toestellen wordt de nuttig bruikbare warmte die door het toestel geleverd wordt aan het gebouw, in principe als hernieuwbare energie beschouwd. Deze hoeveelheid hernieuwbare energie wordt echter nog gecorrigeerd met een factor waardoor:

  • geleverde warmte van systemen die voldoen aan het Activiteitenbesluit, als volledig hernieuwbaar beschouwd wordt;
  • geleverde warmte van systemen die voldoen aan de uitgangspunten uit bijlage R, voor de helft als hernieuwbaar beschouwd wordt;
  • geleverde warmte van systemen die niet voldoen aan de twee bovengenoemde punten, als niet-hernieuwbaar beschouwd wordt.

Elektrische opwekkers opererend in de flexmodus

Bij externe warmte- of koudelevering is het toegestaan om voor de warmteproductie die met elektrische opwekkers is geproduceerd conform de flexmodus te vertalen naar de productie van duurzame warmte en af te wijken van fP;del;ci en KCO2;del;ci volgens tabel 5.2 en 5.3. In die situaties worden de fP;del;ci en KCO2;del;ci uit tabel 5.5 en 5.6 gebruikt.

Voorwaarde is:

  • dat de productie van betreffende elektrische opwekker op een transparante en controleerbare manier wordt geregistreerd,
  • dat het warmtenet 500 of meer aansluitingen heeft en
  • dat het warmtenet is voorzien van een warmtebuffer, waarmee de warmteproductie het aanbod op de elektriciteitsmarkt kan volgen en los kan staan van de momentane warmtevraag.

Publicaties
NTA 8800
Paragraaf 5.6.1 Principe (Hernieuwbare energie)

.

Ag: Gebruiksoppervlakte

Dit is de gebruiksoppervlakte van alle rekenzones binnen het object.

Als: Verliesoppervlakte

Dit is het verliesoppervlakte ingevuld bij de geometrie van alle rekenzones samen. Bouwdelen gemarkeerd als inactief en grenzend aan verwarmde ruimte worden hierin niet meegenomen.

Voor de verliesoppervlakte Als wordt een weegfactor meegenomen die afhankelijk is van de begrenzing:

  • aangrenzend verwarmde ruimte heeft een weegfactor 0,
  • bouwdelen grenzend aan grond of kruipruimte hebben een weegfactor 0,7,
  • de overige begrenzingen (dus ook aangrenzend onverwarmde kelder) hebben een weegfactor 1.

Als/Ag: Compactheid

Om de BENG-1 correctie te kunnen bepalen en de standaard voor woningisolatie wordt de gebruiksoppervlakte (Ag), de totale verliesoppervlakte (Als) en de compactheid (Als/Ag) getoond.

De totale verliesoppervlakte (Als) wordt berekend met een weegfactor. Bouwdelen grenzend aan grond en kruipruimte tellen minder zwaar mee met een weegfactor 0.7, bouwdelen grenzend aan verwarmde ruimte tellen logischerwijs helemaal niet mee met een weegfactor 0 en de overige begrenzingen hebben een weegfactor 1, dus ook grenzend aan onverwarmde kelder heeft een weegfactor 1. NTA 8800 : 2023 paragraaf 6.7.3
Publicaties
NTA 8800 : 2023
6.7.3 Weging scheidingsconstructies voor verliesoppervlakte

Totaal energiebehoefte

Totaal energiebehoefte houdt in wat het gebouw nodig heeft aan energie, ongeacht welke installatie toegepast wordt. Deze energiebehoefte is afhankelijk van onder andere de gebouwschil en is bepaald met een vast ventilatiesysteem C1 (NTA 8800 (2020) par. 5.4). Vanuit de ‘Totaal energiebehoefte’ wordt de EP1 bepaald, wat de energiebehoefte per gebruiksoppervlakte is.

Publicaties
NTA 8800
Paragraaf 5.4: Energiebehoefte van een gebouw bij vast ventilatiesysteem C1

.

Totaal primair fossiel energieverbuik

Primaire energie is de energie die nodig is aan de bron om het uiteindelijke energiegebruik te dekken. Want er gaat altijd een hoeveelheid energie verloren bij de opwekking, het transport, de verdeling enzovoort. Door het energieverbruik van een gebouw om te rekenen naar primaire energie, kun je verschillende energiedragers goed met elkaar vergelijken.

Totaal primair fossiel energieverbruik wordt gebruikt voor EP2. Het kan berekend worden vanuit ‘Totale deelposten (niet primair)’ aan de hand van 2 stappen.

  1. Aangezien het fossiel energieverbruik rekening houdt met de hernieuwbare energie, halen we de ‘Elektriciteitsopwekking’ van de ‘Totale deelposten (niet primair)’ af. Noem dit resultaat het ‘Totaal niet primair fossiel energieverbruik’.
  2. Vervolgens wordt ‘Totaal niet primair fossiel energieverbruik’ primair door de primaire energiefactor toe te passen (NTA 8800 (2020) tabel 5.2). Voor een volledig elektrisch gebouw is dit 1.45, waardoor ‘Totaal primair fossiel energieverbruik’ = ‘Totaal niet primair fossiel energieverbruik’ * 1.45. Voor aardgas of stookolie is deze factor 1.

Eerste deel van tabel 5.2: getalswaarden voor de primaire energiefactor voor elektriciteit, aardgas en stookolie (NTA8800 (2020) tabel 5.2)

Publicaties
NTA 8800
Tabel 5.2: Getalswaarden voor de primaire energiefactor

.

Totaal hernieuwbare energie

De totale hernieuwbare energie is primair. Het vertelt wat het je oplevert om hernieuwbare energiebronnen te gebruiken. Het bevat de nuttig gebruikte hernieuwbare energie voor verwarming, warm tapwater, koeling (bijvoorbeeld warmtepompen) en de gebouwgebonden hernieuwbare energie uit zonne-energie en wind (NTA 8800 (2020) par. 5.6.2).

Met de totale hernieuwbare energie wordt de EP3 berekend (NTA 8800 par. 5.3.1.3)

Hierin is Eptot het totaal primair fossiel energiegebruik.

Publicaties
NTA 8800
Paragraaf 5.6.2: Rekenregels hernieuwbare energie

.

Totale deelposten (niet primair)

In de totale deelposten (niet primair) zijn de rendementen van de opwekkers reeds meegenomen.  Om de resultaten om te rekenen naar een energieverbruik op de meter, kunnen de volgende omrekenfactoren gebruikt worden:

energiedrager omrekenen
aardgas 1 kWh niet primair aardgas =
(1 * 3,6 (van kWh naar MJ) / 35,17 (bovenwaarde)) m³ aardgas inkopen
elektriciteit 1 kWh niet primair elektriciteit =
1 kWh elektriciteit inkopen
warmte 1 kWh niet primaire warmtelevering =
(1 * 3,6 (van kWh naar MJ / 1000 (van MJ naar GJ)) GJ warmte inkopen

 

Deelpost Koeling

Als er alleen vrije / passieve koeling wordt toegepast, dan wordt er geen energieverbruik (0 kWh) voor de deelpost koeling berekend. Er wordt alleen met hulpenergie gerekend en deze staat onder de deelpost hulpenergie.

NTA 8800 par. 10.5.7.2.1

Voor koeling waarbij de aan de rekenzone j onttrokken energie rechtstreeks aan het oppervlakte water of bodemopslagsysteem wordt overgedragen of ventilatielucht via dauwpuntskoeling wordt gekoeld zonder tussenkomst van een elektrisch of thermisch aangedreven koudeopwekker (vrije koeling) wordt alleen pompenergie toegerekend.

 

Deelpost Tapwater

Voor de boosterwarmtepomp wordt geen energie onder de deelpost tapwater in rekening gebracht, deze energie wordt geleverd door verwarming en daar in rekening gebracht. Voor de boosterwarmtepomp wordt wel hulpenergie in rekening gebracht voor tapwater, onder de deelpost hulpenergie.

Deelpost bevochtiging

Als er adiabatische bevochtiging wordt toegepast, dan wordt er geen energieverbruik (0 kWh) voor de deelpost bevochtiging berekend. De verdampingsenergie staat onder de deelpost verwarming.

NTA 8800 par. 12.2 Bevochtiging

Als bevochtiging plaatsvindt door het toevoeren van water aan de ruimte of luchtstroom (verneveling), dan wordt de energie voor de verdamping geleverd door het systeem voor de functie ruimteverwarming.

Controleer object

Veel gestelde vragen over meldingen

Geen constructie gekoppeld in '' (Leeg constructiepaneel in de geometrie)

Bevat de geometrie lege constructiepanelen? Deze ontstaan doordat je op Toevoegen klikt en vervolgens op OK, waardoor je een lege constructie opslaat. Lege constructiepanelen in de geometrie zorgt ervoor dat er niet gerekend kan worden, dat het monitorbestand niet aangemaakt kan worden en dus ook dat er niet geregistreerd kan worden. Deze lege constructies zijn in de geometrie te zien als blanco balken van ongeveer 1 centimeter hoog, die van kleur veranderen als je er met je muis overheen gaat. Hieronder staat een voorbeeld van zo’n leeg paneel. Verwijder al de lege panelen/constructies die in de geometrie aanwezig zijn. Tip: soms zijn ze niet goed zichtbaar, loop met de cursor alle bouwdelen langs zodat deze 1 voor 1 donkerblauw oplichten.

Lege deelconstructies (Geen constructie gekoppeld in 'naam bouwdeel')

Bevatten de bouwdelen in de geometrie lege deelconstructies? Net als lege panelen zorgen lege deelconstructies voor problemen met het registreren. Lege deelconstructies worden niet in het paneel van het bouwdeel weergegeven en kunnen daarom makkelijk over het hoofd gezien worden. Als je een extra deelvlak toevoegt aan een bouwdeel, maar deze vervolgens niet invult dan blijf je deze wel behouden. Hieronder staat een voorbeeld van zo’n lege deelconstructie. Door op de min te drukken verwijder je dit lege deelvlak weer. Dit moet voor alle lege deelconstructies gedaan worden.

Rbw-waarde bij vloeren

Is de Rbw-waarde bij vloeren die grenzen aan een kruipruimte ingevuld? Wanneer je als eerste een vloer aan maakt dan kun je hier nog geen gevel opgeven, aangezien die nog niet aangemaakt zijn. Nadat je vervolgens gevels hebt aangemaakt moet je ook weer terug naar de vloer om de Rbw-waarde in te vullen. Dit wordt vaak vergeten. Check daarom of bij alle vloeren die grenzen aan kruipruimtes een gevel is geselecteerd bij “Rbw-waarde wanden kruipruimte”.

Rapportage (excel)

De knop rapportage maakt een Excel-bestand aan met de invoergegevens en de resultaten die van dit object in EPA te zien zijn. Dit Excel-bestand kan vervolgens opgeslagen worden als pdf. Bekijk hier een voorbeeldrapportage in pdf.

Gedetailleerdere uitdraai van invoer en resultaten

Door het klikken op de bovengenoemde rapportage knop, worden er op de achtergrond twee bestanden aangemaakt met gedetailleerdere informatie. Deze twee bestanden zijn de invoer (.csv) en resultaten (.csv), die in een tijdelijke Windows map worden opgeslagen. Deze zijn te vinden door via Windows Verkenner naar %temp% te gaan en dan de map NTA_Rekenresultaten openen.

Hoe je bij deze map kan komen, is ook te zien in het onderstaande filmpje:

GTO berekening

Is de TOjuli max hoger dan de eis van 1,2 en je wilt een GTO berekening met Vabi Elements maken, dan kun je via het menu Rapportages een Objectenrapportage maken.

In Excel is de rapportage te openen en op het laatste tabblad ‘TO juli’ staan de gegevens die uit de NTA 8800 berekening nodig zijn voor de GTO berekening zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.


Terug naar Objecten