Rekenzone – Geometrie
Geometriescherm
Indeling geometrie
Het opgeven van de geometrie doe je in Vabi EPA door het opgeven van (2D) bouwdelen, met deelconstructies, en niet met een 3D model zoals je misschien gewend bent in Elements.
Je kunt de bouwdelen verdelen onder Voorgevel, Achtergevel, Linkergevel, Rechtergevel, Daken en Vloeren. Invoer op de verschillende tabbladen (locatie) is optioneel. Het is niet van invloed op het resultaat, maar het geeft wel inzicht in de situatie en maakt de invoer makkelijker herkenbaar voor anderen. Bovendien wordt de oriëntatie gelijk goed gezet, als de oriëntatie van de voorgevel ingevuld is.
Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen om alle bouwdelen op 1 tabblad in te voeren, bijvoorbeeld op tabblad Onbekend, zoals dat voorheen ook in EPA-U gedaan werd.
Overzicht
Als je de geometrie van een rekenzone opent, dan begin je altijd in het overzicht. Hier vind je alle bouwdelen van de verschillende tabbladen bij elkaar. Zo krijg je een compleet beeld van de rekenzone en kun je bijvoorbeeld de invoer van voor- en achtergevel of van de linker- en rechtergevel eenvoudig vergelijken.
Invoerhulp
Om een woning sneller in te kunnen voeren, of door te kopiëren heeft Vabi EPA een paar hulpmiddelen om de geometrie aan te passen.
Oriëntatie voorgevel
Als je de oriëntatie voorgevel eerst opgeeft, dan wordt de oriëntatie van de bouwdelen op de voor-, achter- linker, en rechtergevel automatisch ingevuld.
Vul je de oriëntatie voorgevel niet in, dan wordt deze automatisch bepaald aan de hand van het bouwdeel met het grootste oppervlak op de voorgevel. Indien er geen bouwdelen op de voorgevel zijn, dan wordt de oriëntatie voorgevel automatisch bepaald aan de hand van het bouwdeel met het grootste oppervlak op een van de andere locaties (achter-, linker- resp. rechtergevel).
Als er nog geen oriëntatie van de voorgevel is ingevuld en er zijn nog geen bouwdelen op de locaties voor-, achter-, linker- of rechtergevel ingevuld, dan is de default waarde Noord die gebruikt wordt voor invoer van nieuwe bouwdelen, of voor het kopiëren en verplaatsen vanaf locatie/tabblad ‘onbekend’.
Roteer of spiegel de geometrie
Heb je meerdere dezelfde woningen of gebouwen, dan kun je het object draaien, of spiegelen. Met draaien of spiegelen wordt de oriëntatie van de voorgevel aangepast (indien dat aan de orde is) en de oriëntatie van alle reeds opgegeven bouwdelen.
Soms lijkt spiegelen een onverwacht resultaat te geven, bekijk hier een uitwerking van verschillende voorbeelden. Of bekijk de onderstaande afbeeldingen. Voor – achter dan wel links – rechts geeft aan waar de ‘spiegel’ (stippellijn) geplaatst wordt. Met blauw wordt aangegeven wat er aangepast wordt (locatie en/of oriëntatie).
Voor – achter: Links – rechts:
Bouwdelen
Toevoegen, kopiëren en verplaatsen, verwijderen en organiseren
Als je de geometrie gaat invoeren, geef je eerst de oriëntatie voorgevel op. De oriëntatie van de bouwdelen op voor-, achter, linker- en rechtergevel wordt dan automatisch ingevuld. Vervolgens loop je stap voor stap langs de verschillende tabbladen om de geometrie op te geven. De knoppen onderin gebruik je daarbij.
Kopiëren en verplaatsen
Met de knop ‘Kopieren’ kun je een bouwdeel kopiëren, of verplaatsen naar een ander tabblad (locatie).
Verwijderen
Met de knop ‘Verwijderen’ verwijder je het geselecteerde bouwdeel.
Met ‘Alles verwijderen’ verwijder je alle bouwdelen, van het tabblad dat op dat moment open staat, bijvoorbeeld alle bouwdelen op het tabblad daken.
Organiseren
Met de pijltjes kun je achteraf de volgorde aanpassen van de bouwdelen die je ingevoerd hebt.
Overzicht in Excel
In de objecten rapportage zijn alle invoergegevens van de geometrie vlakken en de deelvlakken te bekijken in Excel. Ga in het menu naar “Rapportages’ en kies voor ‘Objectenrapportage (Excel)’ en sla het bestand op. Op het tabblad ‘Rekenzone_Geometrievlakken’ staan alle invoergegevens van alle ingevulde bouwdelen. Staan er meerdere Objecten in je bestand dan kun je de Excel filters gebruiken om ze per woning te bekijken, of je gebruikt filters om de vlakken tussen woningen onderling te vergelijken. Daarmee kun je snel overeenkomsten of verschillen zien tussen de vlakken. Klik op de afbeelding hierboven om te zien hoe je deze rapportage kunt maken.
Deelvlakken
Een bouwdeel kan deelvlakken hebben. Je geeft van een gevel de lengte en breedte op. Vervolgens kun je ramen, deuren en panelen toevoegen, die worden van het geveloppervlak afgetrokken. Je kunt deelvlakken desgewenst groepen. Een deelvlak of een groep kun je kopiëren.
Hieronder volgt meer informatie over de verschillende invoervelden voor beglazing.
Kies je een kozijn waarvan het oppervlak al bij Constructies opgegeven is, dan kun je bij het deelvlak alleen het aantal invullen, in plaats van de lengte/breedte/hoogte:
Ramen en beschaduwing
Zonwering
- Basis
- Detail
Zonwering wordt bij een basisopname alleen opgenomen als er in het object ruimtekoeling aanwezig is, bij een detailopname wordt zonwering altijd meegenomen.
Binnenzonwering wordt alleen worden meegerekend wanneer deze onlosmakelijk deel uitmaakt van het klimatiseringssysteem. Dit is het geval wanneer de binnenzonwering automatisch gestuurd is en gekoppeld is aan een gebouwbeheersysteem dat de klimatisering regelt.
Tot en met versie 10 (niet gedefinieerd)
Rolluiken (al dan niet van aluminium): Openslaande luiken en schuifframes kunnen vanaf versie 11 ingevuld worden als (Aluminium) rolluiken. Zie KEGO hieronder. Uit de NTA 8800, voor berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam met luik, rolluik of zonwering:
Hierbij geldt als voorwaarde dat het luik, het rolluik of de buitenzonwering het volledige raam inclusief kozijn bedekt.
KEGO
Gelden luiken en schuifframes die niet automatisch of van binnenuit bediend worden als zonwering?
82.1/75.1 – basis – detail
Ja. Met het ingaan van de 6e druk van de protocollen op 1 juli 2024, is de eis dat zonwering automatisch of vanuit binnen bediend kan worden, vervallen. Alle van binnen, van buitenaf of automatisch bedienbare voorzieningen waarmee de zontoetreding door ramen kan worden geblokkeerd, worden beschouwd als zonwering. Openslaande luiken en schuifframes kunnen worden opgenomen als rolluiken.
Bij vaste zonwering geef je de zontoetredingsfactoren op: ggl;alt is de zontoetredingsfactor van de beglazing bij een zonshoogte van 45° en ggl;dif de zontoetredingsfactor van de beglazing voor diffuse zonnestraling, beide bepaald conform de ISO 15099:2003. Helaas geeft het protocol geen verdere toelichting, of een rekenwaarde welke aangehouden kan worden indien onbekend. In de NTA 8800 7.6.6.1.3 opmerking 3 staan typische waarden: ggl;alt =0,045 en ggl;dif = 0,196.
Adviesplatform KEGO
Vaste zonwering kan als belemmering worden beschouwd. Hanteer daarbij de volgende uitgangspunten:
• Lamellenframes boven het raam kunnen worden beschouwd als overstek
• Horizontale lamellen voor het raam kunnen worden beschouwd als overstek met Ho<0,5
• Verticale lamellen voor het raam kunnen worden beschouwd als zijbelemmering met Bb<0,5
• Combinaties of andere vormen van vaste zonwering kunnen worden beschouwd als ‘overige belemmeringen’.
28-01-2024
Voor audits van voor 28-01-2024, zie KEGO antwoord van 7-12-2022.
Voor beweegbare zonwering – zoals screens en jaloezieën – geldt:
- Buitenzonwering moet alleen worden meegerekend wanneer deze gebouwgebonden is en wanneer deze door een automatische regeling wordt aangestuurd of van binnen uit bedienbaar is.
- Binnenzonwering moet alleen worden meegerekend wanneer deze onlosmakelijk deel uitmaakt van het klimatiseringssysteem. Dit is het geval wanneer de binnenzonwering automatisch gestuurd is en gekoppeld is aan een gebouwbeheersysteem dat de klimatisering regelt.
Tabel 7.5 en 7.6 van de NTA8800 toont de reductiefactor ‘Fc’ bij verschillende type zonwering.
De kleur van de zonwering moet worden opgegeven voor sommige zonwering, tabel 8.22 (ISSO 75.1 en ISSO 82.1 versie 2024 6e druk) zie publicaties hieronder:
Publicaties
Zonwering Utiliteit
Zonwering Woningbouw
Beschaduwing
- Basis
- Detail
De beschaduwing wordt per raam, PV of zonne-collector bepaald. Voor basisopname worden (zij)belemmeringen alleen ingevoerd als er koeling aanwezig is in de rekenzone. Voor een detailopname worden de (zij)belemmeringen altijd opgenomen. Alleen belemmeringen op het eigen perceel moeten ingevoerd worden.
Vanaf versie 8.5 is het mogelijk om belemmeringen zonder afmetingen op te geven, door direct het type belemmering te kiezen en indien nodig te specificeren. Je controleert dan zelf of aan de voorwaarden van het opnameprotocol tabel 8.23 (basisopname met of zonder koeling, detailopname) en tabel 16.1 (zie publicaties) voldaan wordt. Als je kiest voor automatisch, dan kun je de afmeting en andere gegevens invullen en bepaalt de software automatisch met welke soort belemmering er gerekend wordt.
Voor een aantal types, moet er aanvullende informatie opgegeven worden.
- Overstek (basis- en detailopname): relatieve hoogte ho kleiner dan 0,5; tussen 0,5 en 1,0 of groter dan 1,0.
- Constante belemmering (detailopname en basisopname met koeling): relatieve hoogte hb kleiner dan 0,5; tussen 0,5 en 1,0 of groter dan 1,0.
- Zijbelemmering (detailopname): links, rechts of beide; en relatieve breedte bb: kleiner dan 1,0 of tussen 1,0 en 3,73 (groter dan 3,73 is geen zijbelemmering).
Indien aan beide zijden van het zichtveld een zijbelemmering aanwezig is, bepaal dan bb voor de grootste zijbelemmering (dat is de zijbelemmering met de kleinste waarde van bb). - Overstek + (zij)belemmering (detailopname en basisopname): relatieve hoogte ho kleiner dan 0,5; tussen 0,5 en 1,0 of groter dan 1,0.
Info voor invoer en resultaten in versie 9.0
Als je niet alle afmeting invult om de software automatisch de beschaduwing te laten berekenen, dan rekent de software bij
- belemmering met constante hoogte (constante belemmering, hb >= 0.36) standaard met een relatieve hoogte hb < 0.5;
- overstek met constante hoogte (constante overstek) standaard met een relatieve hoogte ho < 0.5;
- zijbelemmering standaard met beiden zijden en een relatieve breedte bb < 1.0.
Is er een grotere relatieve hoogte resp. breedte, dan kun je via ‘Automatisch’ de afmetingen invullen.
Publicaties
ISSO 75.1 hoofdstuk 16
ISSO 82.1 hoofdstuk 16
ISSO 75.1 paragraaf 8.9
ISSO 82.1 paragraaf 8.9
Automatisch
Als je kiest voor automatisch, dan kun je de afmeting en andere gegevens invullen en bepaalt de software automatisch met welke soort belemmering er gerekend wordt. De afmetingen staan beschreven in het opnameprotocol, zie publicaties en de paragrafen hieronder.
Belemmering (detailopname of basisopname met koeling)
Het vinkje <=80% van zichtveld wordt gebruikt om te bepalen of er sprake is van een brede belemmering. Dit is een voorwaarde voor de situatie ‘e) Volledige belemmering’.
- Als het vinkje uit staat is het een brede belemmering (>80%, meer dan vier vijfde van zichtveld).
- Als het vinkje aan staat is het geen brede belemmering (<=80%, minder dan vier vijfde van zichtveld).
Zijbelemmering (detailopname of basisopname met koeling)
Het vinkje hoogteverschil < 2.5 (meter) wordt gebruikt in geval van koeling bij situatie ‘d) Zijbelemmering loodrecht op het zonontvangende vlak’. Het gaat om het hoogteverschil op het laagste punt van de belemmering ten opzichte van de bovenkant van het raam.
- Als het vinkje uit staat is het hoogteverschil > 2,5 meter.
- Als het vinkje aan staat is het hoogteverschil <= 2,5 meter.
De zijbelemmering kan aan de rechter of linkerzijde bevinden van het zonontvangede vlak. De linker en rechterzijde worden gezien vanaf het zichtvlak van dit vlak.
Overstek
Het vinkje <=80% van zichtveld wordt gebruikt om te bepalen of er sprake is van een breed overstek. Dit is een voorwaarde voor de situatie ‘e) Volledige belemmering’.
- Als het vinkje uit staat is het een breed overstek (>80%, meer dan vier vijfde van zichtveld).
- Als het vinkje aan staat is het geen breed overstek (<=80%, minder dan vier vijfde van zichtveld).
Publicaties
Overstekken en/of belemmeringen Utiliteit
Overstekken en/of belemmeringen Woningbouw
Beschaduwing Utiliteit
Beschaduwing Woningbouw
Zichtveld
Beschouw een verticaal vlak door het midden van het desbetreffende zonontvangende vlak met dezelfde oriëntatie als de desbetreffende constructie. Het zichtveld is de naar buiten gekeerde halve ruimte, zie afbeelding 16.1.
Als de betreffende constructie een helling heeft die kleiner is dan 15° ten opzichte van horizontaal, moet voor het zichtveld de oriëntatie zuid worden aangehouden, zie afbeelding 16.2.
De extra bepaling voor (nagenoeg) horizontale constructies is noodzakelijk omdat bij een nagenoeg horizontale constructie op het noorden toch beschaduwing kan optreden door obstakels aan de zuidzijde van de constructie. Zo kan er bijvoorbeeld een opbouw aan de zuidzijde van het dakraam aanwezig zijn, zie afbeelding 16.3.
Toelichting op KEGO over het zichtveld:
Vloeren
Perimeter
- Basis
De perimeter wordt bij de begane grond vloer opgegeven.
Volgens het opnameprotocol ISSO 75.1 resp. 82.1 paragraaf 8.2.7
Voor de begane grondvloeren die grenzen aan grond, een onverwarmde kelder of kruipruimte, moet de perimeter worden bepaald. Voor keldervloeren gelegen in de rekenzone grenzend aan grond of een kruipruimte moet ook de perimeter worden bepaald. De perimeter is de binnenwerkse omtrek van de vloer voor zover deze (omtrek) grenst aan buitenlucht of aan een onverwarmde ruimte buiten de thermische schil. Als de begane grondvloer of keldervloer niet tot de rekenzone behoort, of als de wanden niet aan buitenlucht of een onverwarmde ruimte grenzen, is de perimeter niet van toepassing.
Opmerking: Indien de opgaande wanden van een verwarmde kelder niet aan de buitenlucht of onverwarmde ruimte grenzen, dan is de perimeter nul. Echter, rekenkundig kan geen waarde nul ingevoerd worden. Kies dan voor de waarde 0,01 m.
Als bij de detailmethode wordt gekozen om de lineaire koudebruggen via de uitgebreide methode op te geven (Object, Algemeen) dan kun je de perimeter niet meer opgeven, deze geef je dan op bij als lineaire koudebruggen bij de vloer(en).
Auto
Als de perimeter de omtrek van het gebouw volgt, dan kun je er voor kiezen om de software de perimeter uit te laten rekenen. Voor een Tussenligging en Kop-, eind- of hoekligging is het dan belangrijk dat de lengte en breedte goed worden ingevuld, de breedte wordt meegenomen, de lengte alleen bij een Kop-, eind- of hoekligging.
Automatische berekening is afhankelijk van het subtype:
Vrijstaand | 2× breedte + 2× lengte |
Kop-, eind- of hoekligging | 2× breedte + 1× lengte |
Tussenligging | 2× breedte |
Anders | 2× breedte + 2× lengte |
Als er alleen een oppervlakte is opgegeven en de lengte en breedte niet bekend is:
basis |
√(oppervlakte / 1.75)
|
Kop-, eind- of hoekligging | basis × 3.75 |
Tussenligging | basis × 2.0 |
Anders | basis × 5.5 |
Vloeren grenzend aan kruipruimte / onverwarmde kelder
Voor een vloer die aan een kruipruimte grenst, moet je de hoogte aangeven indien de begane grondvloer boven de het maaiveld ligt, zie afbeelding 8.23. De hoogte H2, wordt gemeten tussen de bovenkant van de begane grondvloer en het maaiveld.
Wanneer grenst de vloer aan een aangrenzende onverwarmde ruimte, en wanneer aan een kelder?
De methodiek omschrijft hiervoor geen keiharde grens. Er is niet gedefinieerd hoeveel meter de gevel aan grond moet grenzen om als kelder beschouwd te kunnen worden. Het is aan de adviseur om de keuze te onderbouwen in het projectdossier. Volgens de illustraties van de NTA8800 paragraaf 8.3 & 8.4 lijkt de situatie over het algemeen meer op een kelder (paragraaf 8.3). Indien voor aangrenzende onverwarmde ruimte wordt gekozen zal in de detailopname met buitentemperaturen gerekend worden, bij een basisopname zit er een dempende factor op de buitentemperatuur.
Isolatie bodem (bij een kruipruimte)
Als een vloer grenst aan een kruipruimte moet worden opgegeven:
Isolatie bodem en/of wanden kruipruimte | Indien onbekend |
Bodem geïsoleerd: Ja/Nee/onbekend
Indien Ja: warmteweerstand bodem |
Bodem geïsoleerd
Ja/Nee/onbekend |
- De Rbf-waarde (warmteweerstand bodemisolatie) moet bij bodemisolatie afkomstig zijn van een gecontroleerde verklaring;
- De Rbw-waarde (warmteweerstand fundering) is gelijk aan de Rc-waarde van de erboven gelegen gevel.
kies de boven de vloer liggende gevel, zie afbeelding hieronder, of maak eerst gevels aan aan als deze nog niet aangemaakt zijn. - Is de bodem van de kruipruimte geïsoleerd? Er is sprake van isolatie als de bodem volledig is voorzien van isolatie. Schelpen of isolerende korrels op de bodem gelden als isolatie als er minimaal een laag van 20 cm is aangebracht. De minimale laagdikte is niet van toepassing als er gebruik wordt gemaakt van een gecontroleerde verklaring.
Kruipruimte ventilatie
- Detail
Er moet worden opgegeven wat de oppervlakte is van de ventilatieopeningen per meter omtreklengte van de kruipruimte.
Ventilatie kruipruimte | Indien onbekend |
Bepaal de oppervlakte van de vrije doorlaat van ventilatieopeningen per m omtreklengte van de kruipruimte [m²/m] |
Onbekend (0,0012 m²/m) |
Vloeren en gevels grenzend aan grond
Als de buitenwand en de begane grondvloer aan grond grenzen, moeten deze als combinatie worden opgegeven. Ook moet van de buitenwand worden opgegeven tot welke hoogte die aan grond grenst. Hoogte H1 uit afbeelding 8.24 en 8.25 geef je op bij de hoogte maaiveld – bovenkant vloer [m].
Publicaties
Begrenzing constructies Utiliteit
Begrenzing constructies Woningbouw
.
Aangrenzend onverwarmde ruimte (AOR)
Indien voor aangrenzende onverwarmde ruimte wordt gekozen zal in de detailopname met buitentemperaturen gerekend worden, bij een basisopname zit er een dempende factor op de buitentemperatuur. Bij een detailopname kun je daarom de aangrenzend onverwarmde ruimte gedetailleerd invullen, gecombineerd met lineaire koudebruggen. Lees in onze academy hoe je een gedetailleerde AOR invult bij een detailopname.
Uit het opnameprotocol paragraaf 8.2.8.1, zie ook publicaties hieronder.
Ruimten die niet worden verwarmd of gekoeld voor het verblijven van mensen en die niet tot de thermische zone worden gerekend.
Als een aangrenzende ruimte niet wordt verwarmd of gekoeld voor het verblijven van mensen, maar het hele jaar rond wel continue sprake is van een binnentemperatuur van minimaal 15 °C, dan mag die ruimte ook worden aangemerkt als een aangrenzende verwarmde ruimte (AVR). Hiervan is sprake als er in de aangrenzende ruimte een productieproces plaatsvindt waarbij warmte vrijkomt. De aanwezigheid van alleen een vorstbeveiliging in de aangrenzende ruimte is onvoldoende om te garanderen dat de binnentemperatuur altijd minimaal 15 °C blijft.
Als niet wordt voldaan aan dit temperatuurcriterium moet die ruimte worden beschouwd als een AOR of als sterk geventileerd. In het gebouwdossier moet worden vastgelegd waarom de EP-W adviseur van mening is dat de aangrenzende onverwarmde ruimte toch als aangrenzende verwarmde ruimte te beschouwen is.
Aangrenzende onverwarmde ruimten zijn bijvoorbeeld bergingen, verkeersruimten en dergelijke die niet tot de thermische zone behoren.
Voor de AOR geldt dat warmteverliezen naar de onverwarmde ruimte kunnen worden berekend met paragraaf 8.4.1 van de NTA 8800. Het betekent wel dat de thermische schil van de onverwarmde ruimte dan ook moet worden bepaald, gelijk aan de bepaling van de thermische schil van het energieprestatieplichtige deel van het gebouw. In afwijking mag de forfaitaire methode worden gebruikt, als de Rc-waarde en U-waarde niet moeten worden berekend volgens hoofdstuk 8 van de NTA 8800. De thermische schil van de onverwarmde ruimte hoeft dan niet te worden opgenomen. Alleen de constructie tussen de onverwarmde ruimte en de rekenzone wordt in dat geval opgenomen.
Publicaties
ISSO 75.1 paragraaf 8.2.8.1
ISSO 82.1 paragraaf 8.2.8.1
bètaversies 0.8800.3 / 0.8800.4 en 0.8800.5 (2020)
Vanaf versie 8.0 is de begrenzing aangrenzende onverwarmde kelder beschikbaar en kun je weer een aangrenzende onverwarmde ruimte kiezen als deze niet ondergronds / kelder is.
Aangrenzend verwarmde ruimte (AVR)
Het is vanaf versie 10.0 (juli 2023) mogelijk om bouwdelen die grenzen aan een verwarmde ruimte in te vullen. Deze bouwdelen worden niet meegenomen in de berekening en worden in principe niet ingevuld. In welke situaties vul je deze toch in? Bijvoorbeeld bij een inpandige rekenzone, ook dan is het noodzakelijk om minimaal een bouwdeel op te geven om door te kunnen rekenen. En als je voor een maatwerkadvies maatregelen wilt meenemen die (ook) betrekking hebben op bouwdelen die grenzen aan een verwarmde ruimte.
Serre
Aangrenzende onverwarmde serre (AOS)
- Detail
Voor het bepalen van de energieprestatie wordt een aangrenzende onverwarmde serre gezien als een aangrenzende onverwarmde ruimten met een significante zoninstraling.
Uit het opnameprotocol paragraaf 8.2.8, zie ook publicaties hieronder.
Aangrenzende onverwarmde ruimten met een significante zoninstraling.
Het gaat hier om serres, atria (buiten de thermische zone gelegen) en balkon- en galerijafdichtingen. Bij gering effect van zoninstraling is het verschil tussen de berekening van het effect van een AOS en van een AOR ook gering. In dat geval betekent de keuze voor een AOS meer rekenwerk met nauwelijks of geen voordeel in het rekenresultaat. Een constructie grenzend aan een AOS mag in de detailopname als grenzend aan buitenlucht worden beschouwd. In de basisopname moet een constructie grenzend aan een AOS als grenzend aan buiten worden beschouwd.[DETAIL]
Als de AOS toch wordt meegenomen, wordt het positieve effect van de zonnewarmtewinst in de aangrenzende serre meegenomen. Hiervoor moeten de inpandige niet-transparante oppervlakken (dus geen deuren, ramen en panelen) worden opgegeven. Dit betreft dus de vloer van de serre en de constructie tussen de AOS en de rekenzone. Daarnaast moet voor de uitwendige scheidingsconstructies van de AOS worden opgegeven:
- Aw, oppervlakte van de ramen in de uitwendige scheidingsconstructie van de AOS;
- De g-waarde van het glas in de uitwendige scheidingsconstructies van de AOS;
- De kozijnfractie van de ramen in de uitwendige constructies (Afr/Aw), forfaitair geldt 0,25;
- Acaos, oppervlakte van de niet transparante uitwendige scheidingsconstructies van de AOS.
Voor meer informatie over de bepalingsmethode zie paragraaf 7.6.4 van de NTA 8800.
Lees in onze academy hoe je een gedetailleerde AOS samen met de thermische koudebruggen invult bij een detailopname.
Publicaties
Begrenzing constructies Utiliteit
Begrenzing constructies Woningbouw
Lineaire koudebruggen
Lineaire thermische bruggen bevinden zich bij aansluitingen tussen verschillende scheidingsconstructies, zoals wanden, vloeren en plafonds, waarbij de constructie grenst aan buiten, sterk geventileerde ruimten, aangrenzende onverwarmde ruimten/serres.
Lineaire koudebruggen (forfaitair)
- Basis
- Detail
Voor een basisopname hoef je zelf geen lineaire koudebruggen op te geven, deze worden forfaitair berekend. Ook bij een detailopname kan gekozen worden om forfaitair te rekenen. Bij Object, Algemeen maak je deze keuze, omdat forfaitaire verrekening van lineaire thermische bruggen alleen mag worden toegepast wanneer dit voor het gehele gebouw wordt gedaan.
Lineaire koudebruggen
- Detail
Voor een detailberekening moeten lineaire thermische bruggen meegenomen worden, forfaitair of met de uitgebreide methode: opgaaf van ψ-waarde (psi-waarde).
De keuze tussen forfaitaire methode ( NTA 8800 paragraaf 8.2.1) en uitgebreide methode geef je op bij object algemeen. Als je de uitgebreide methode uit houdt, dan worden automatisch de forfaitaire toeslag meegenomen. Als je de uitgebreide methode aan vinkt, moet je de lineaire thermische bruggen opgeven bij de betreffende bouwdelen.
De oriëntatie van de lineaire koudebrug is van invloed op de TOjuli. De oriëntatie hoef je niet apart op te geven, want die wordt overgenomen van de oriëntatie van het hoofdbouwdeel waar je de koudebrug invult. Dat betekent dat je zelf de koudebruggen netjes over de bouwdelen moet verdelen. Een uitzondering daarop is de vloer (grenzend aan grond, kruipruimte of aor), die kun je geen oriëntatie meegeven, de software verdeeld de lineaire koudebrug gelijk over de oriëntaties. Voor een vloer hoef je deze dus niet zelf te verdelen, bij de andere lineaire koudebruggen is dat wel nodig.
Neem de ψ-waarde over van de volgende bronnen:
- Tabel I.1 en I.2 van bijlage I van de NTA 8800.
- SBR-Referentiedetails. Als de werkelijke detaillering een kleine afwijking heeft, moet voor de zekerheid een toeslag van 25% worden toegepast. Een kleine afwijking wil zeggen dat bijvoorbeeld het buitenspouwblad en het binnenspouwblad dikker of dunner worden uitgevoerd. De isolatielaag mag niet wijzigen.
- Berekend volgens paragraaf 8.2.3.1 van de NTA 8800.
- Het berekenen van de lineaire thermische bruggen met de hierboven genoemde bronnen kan alleen als er tekeningen van de verschillende details beschikbaar zijn. Ga na of details overeenkomen met de betreffende details in het gebouw.
- Als deze tekeningen niet aanwezig zijn, wat meestal het geval is bij wat oudere gebouwen, wordt gerekend met de forfaitaire methode volgens paragraaf 8.2.1 van NTA 8800. Vink dan de uitgebreide methode uit bij Object – Algemeen.
- Bij oplevering van het gebouw mag de afwijking in de lineaire thermische bruggen niet meer dan 5% bedragen van de bij de eerdere berekening aangehouden waarden. Uitzondering hierop is als er in de berekening voor de vergunningsaanvraag is uitgegaan van forfaitaire waarden voor de lineaire thermische bruggen.
- Alle informatie die gebruikt is om de lineaire thermische bruggen te bepalen, moet worden opgenomen in het projectdossier.
In de afbeelding 8.29 (ISSO 82.1) resp. 8.30 (ISSO 75.1) uit het opnameprotocol zijn de lineaire thermische bruggen tussen de verschillende scheidingsvlakken die grenzen aan buiten met een letter aangegeven. Het gaat dan om a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n en p. Lineaire thermische brug q en v grenst aan een ander ruimte/gebouw (AVR, bijvoorbeeld een naastgelegen woning) en wordt niet meegenomen. Lineaire thermische bruggen w, x, y en z grenzen ook aan een ander gebouw (AVR), maar ook deels aan de buitenlucht. Deze worden voor de helft meegenomen. Lineaire bruggen i, j, k en o grenzen aan een AOR/AOS en worden ook verdeeld over de rekenzone en de AOR/AOS.
De lineaire thermische bruggen moeten per oriëntatie en per constructieonderdeel worden opgegeven. Lineaire bruggen a, b, c, d, e, f en g worden elk naar rato worden toebedeeld aan de aparte oriëntaties/scheidingsconstructies. Voorbeeld naar onze interpretatie: lineaire koudebrug ‘a’ (op de hoek) grenst aan de voorgevel en de zijgevel. Als de lengte 3,0 meter is dient de lengte van deze koudebrug dan voor de helft bij de voorgevel (1,5 meter) en voor de helft bij de zijgevel (1,5 meter) ingevuld worden.
Er geldt dat voor lineaire bruggen die aan meer dan één rekenzone grenzen of de scheiding tussen de rekenzone en een AOR/AOS vormen, bijvoorbeeld bruggen i, j, k, o en w, x, y en z deze over de rekenzone en de aangrenzende ruimten moeten worden verdeeld.
De lineaire bruggen grenzend aan de beganegrondvloeren of onverwarmde kelders en buitenlucht, water of grond moeten ook worden meegenomen.
De oriëntatie van de lineaire koudebruggen heeft alleen invloed op de berekening voor TOjuli.
Publicaties
Lineaire thermische bruggen Utiliteit
Lineaire thermische bruggen Woningbouw
paragraaf 8.2.1, paragraaf 8.2.3.1 en bijlage I
AOR en AOS
Uitgebreide methode voor AOR en AOS
- Detail