Tapwater
Volg altijd het opnameprotocol voor de gegevens die ingevuld moeten worden, zie publicaties. De informatie op onze online help is een aanvulling daarop. Als wij van vanuit de rekenregels van de NTA 8800 afwijken van het opnameprotocol, zullen we dit expliciet aangeven. Neem bij twijfel contact met ons op of stel een vraag op het adviesplatform van St. KEGO.
wijs die rekenzone dan aan op het tapwatersysteem van de aangrenzende rekenzone van de woning. Als er geen warmtapwatersysteem is in het hele gebouw, moet ‘elektrisch doorstroomtoestel’ worden opgegeven.
Voor utiliteitsbouw staat in ISSO 75.1
wijs aan die zone dan een tapwatersysteem toe dat hoort bij een andere rekenzone in het gebouw. Als er meerdere tapwatersystemen voorkomen, wordt het tapwatersysteem aangewezen dat de grootste gebruiksoppervlakte bedient. Als er geen warmtapwatersysteem is in het hele gebouw, moet ‘elektrisch doorstroomtoestel’ worden opgegeven.
In Vabi kun je dat aangeven met vinkje “gebruik tapwater uit andere rekenzone” zie afbeelding. Als er helemaal geen tapwatersysteem in de rekenzone aanwezig is, vul je zelf ‘elektrisch doorstroomtoestel’ in.
Systeem
Type installatie
Individueel of gemeenschappelijk/collectief
Bij type installatie geef je op of het een individuele installatie is, of gemeenschappelijk/collectief. Meestal is dit onderscheid duidelijk, maar niet in alle situaties. Een gemeenschappelijk cv-ketel die in meerdere woningen wordt gebruikt voor verwarming van warm tapwater is gemeenschappelijk/collectief, maar een combiketel die in meerdere rekenzones wordt gebruikt voor warm water, is niet per definitie gemeenschappelijk. Beargumenteer je keuze goed in het projectdossier, of leg de praktijksituatie voor bij het platform van Stichting KEGO.
Externe warmtelevering via een afleverset individueel of gemeenschappelijk (centraal)
Ook voor warmtelevering derden is er een onderscheid tussen individueel en gemeenschappelijk. De scheiding tussen de leverancier en de afnemer bepaalt of dit gemeenschappelijk of individueel is. Zijn er meerdere woningen aangesloten op een centrale afleverset, dan is dit gemeenschappelijk. Je geeft dan bij tapwater het gehele systeem achter de centrale afleverset op, vaak is er dan dus een circulatieleiding, de verliezen worden oppervlakte gewogen verdeeld naar de aangesloten rekenzone(s). Heeft iedere woning zijn eigen aansluiting op het warmtenet, dan is er sprake van warmtelevering derden via een afleverset individueel. De distributieverliezen tot de aansluiting horen dan bij het rendement van het warmtenet.
Raadpleeg ook de informatie op KEGO, zie publicaties hieronder.
Publicaties
Stichting KEGO
Eigen collectieve verwarmingssysteem met afleverset
Vanaf EPA versie 8.8 is het mogelijk om het tapwater aan te sluiten op een eigen collectief verwarmingssysteem, via een afleverset.
Dat is alleen mogelijk als er een gemeenschappelijk/collectief verwarmingssysteem ingevuld is, waarbij je bij (verwarming) distributie aangeeft dat het verwarmingssysteem ook voor tapwater gebruikt wordt.
De wateraanvoertemperatuur bij verwarming moet minimaal 70/60 zijn (sinds NTA 8800: 20223 Vabi EPA versie 10.0). Heeft verwarming een te lage temperatuur om voor tapwater te gebruiken, dan geeft de software daar een invoercontrole van. Zorg daarom dat deze invoer aangepast wordt voordat je gaat registreren.
Tot versie 10.x was nodig om de specificaties van het cv-systeem (opnieuw) op te geven bij de circulatieleiding (rechter afbeelding hieronder), zie de betreffende paragraaf onder distributie. Er werden twee aparte berekeningen gedaan voor de distributieverliezen voor verwarming en tapwater. Vanaf versie 11.x (linker afbeelding hieronder) geef je de leidinggegevens van het gecombineerde distributiesysteem alleen nog op bij verwarming, er wordt 1 berekening gemaakt van de distributieverliezen voor verwarming en tapwater samen.
Als een boosterwarmtepomp is aangesloten op het collectief verwarmingssysteem, dan is het niet nodig een circulatieleiding op te geven. Voor een boosterwarmtepomp is het type “individueel”.
Publicaties
ISSO-Praktijkboek Energieprestatie gebouwen paragraaf 13.3.4
ISSO 75.1 paragraaf 13.3.4
ISSO 82.1 paragraaf 13.3.4
Eigen collectief boostersysteem aangesloten op verwarming
Bij getrapte temperatuurverhoging kies je in Vabi EPA voor “Eigen collectief boostersysteem aangesloten op verwarming”.
Uitleg getrapte temperatuurverhoging in ISSO:
Voor een warm tapwatersysteem waarbij meerdere toestellen in serie ieder een gedeelte van de benodigde verhoging voor warm tapwater realiseren (getrapte temperatuurverhoging), zijn er aanvullende regels.
Een warm tapwatersysteem met getrapte temperatuurverhoging kan je alleen invoeren als het eerste toestel ook voor verwarming wordt gebruikt. Het tweede toestel kan je alleen invoeren als er een kwaliteitsverklaring beschikbaar is, waaruit blijkt dat de werkelijke temperatuurniveaus overeenkomen met de in- en uitgaande temperatuurniveaus van de meetcondities op de verklaring.
Zie afbeelding voor voorbeeld in Vabi EPA
Vervolg ISSO:
Bij toepassing van meerdere elektrische warmtepompen in serie moet, wanneer je gebruik maakt van de forfaitaire opwekrendementen, het hele opweksysteem beschouwen als één grote elektrische warmtepomp. Voor het brontype moet je dan uitgaan van de bron die wordt gebruikt door het toestel dat de laatste stap in de temperatuurverhoging realiseert.
Zie afbeelding voor voorbeeld in Vabi EPA
Vervolg ISSO:
Voor alle overige situaties waarbij twee of meer toestellen in serie worden opgesteld voor het op getrapte wijze leveren van warmtapwater biedt de NTA8800 [25] geen bepalingswijze.
Publicaties
ISSO-Praktijkboek Energieprestatie gebouwen paragraaf 13.3.5
ISSO 75.1 paragraaf 13.3.3.1
ISSO 82.1 paragraaf 13.3.3.1
Totaal gebruiksoppervlakte systeem [m2]
Voor een gemeenschappelijke/collectieve installatie vul je de gegevens in van het gehele verwarmingssysteem. Op basis van m2 die je hier invult rekent de software dit terug naar het niveau van de rekenzone. Je hoeft het totaal gebruiksoppervlakte systeem alleen in te vullen als dit tapwatersysteem ook buiten de begrenzing van het energieprestatieplichtige deel gebruikt wordt. Wordt het tapwatersysteem alleen/volledig in de rekenzone(s) binnen het energieprestatieplichtige deel gebruikt, dan kun je 0 invullen, de software rekent dan zelf de totale gebruiksoppervlakte van het tapwatersysteem uit.
Ook ‘Externe warmtelevering via een afleverset gemeenschappelijk (centraal)’, ‘Eigen collectief verwarmingssysteem via afleverset’ en ‘Eigen collectief boostersysteem aangesloten op verwarming’ zijn gemeenschappelijk/collectieve tapwatersystemen waarbij het totaal aangesloten gebruiksoppervlak ingevuld kan worden.
Uit ISSO 82.1
Als in een woongebouw met een collectieve tapwaterinstallatie de energieprestatie wordt bepaald voor de individuele woning, moet je ook de gebruiksoppervlakte bepalen die het collectieve tapwatersysteem bedient.
Uit ISSO 75.1
Als de energieprestatie wordt bepaald voor een gedeelte van een gebouw dat is aangesloten op een collectief warmtapwatersysteem, dan moet je naast het bovenstaande ook de gebruiksoppervlakte Ag van (het energieprestatieplichtige deel van) het gebouw als geheel bepalen.
Aantal identieke systemen
Bevat een rekenzone meerdere identieke systemen, dan kun je het aantal identieke systemen aanpassen. Je vult alle gegevens dan per systeem in, in plaats van het totaal van de (aangesloten) rekenzone(s).
Auto: standaard wordt het aantal identieke installaties automatisch bepaald. 1 bij een collectief / gemeenschappelijk systemen en het aantal woonfuncties (indien van toepassing) bij individuele installatie. Om een afwijkend aantal identieke installaties op de te geven, zet je het vinkje bij ‘ Auto’ uit.
Wordt systeem ook gebruikt voor andere rekenzones (vervallen)
Vervallen vanaf versie 8.8
Wordt voor de installatie gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een gemeenschappelijk/ collectief systeem, bij een woning in een appartementencomplex (of een onder gebouwtype m.u.v. appartementencomplex) zet dan een vinkje bij de optie ‘Wordt systeem ook gebruikt voor andere rekenzones’.
Hierdoor geef je aan dat hetzelfde systeem ook in andere rekenzones of objecten gebruikt wordt. Er wordt dan gerekend naar rato waardoor je het totaal gebruiksoppervlakte moet opgeven en het aantal bouwlagen collectief.
Voor een gemeenschappelijk/ collectieve installatie, waarbij wordt gerekend voor het gehele appartementencomplex (omgevingsvergunning), wordt de optie ‘Wordt systeem ook gebruikt voor andere rekenzones en/of objecten’ niet aangevinkt.
Aantal bouwlagen collectief (vervallen)
Vervallen vanaf versie 9.0
Opwekkers
Opstelplaats
Bij de opstelplaats geef je aan of de opwekker van het direct of indirect verwarmde binnen of buiten de thermische zone liggen. Voor het vaststellen van de thermische zone volg opnameprotocol 7.1 (W) resp. 7.4 (U) zie publicaties hieronder. Als de opstelplaats onbekend is, dan rekent de software deze door als buiten de thermische zone.
De delen van het gebouw die worden meegenomen binnen de begrenzing van de energieprestatieberekening, worden samen de ’thermische zone’ genoemd.
Publicaties
Bepaal de thermische zone en aangrenzende ruimten (Stap 3) Utiliteit
Indirect verwarmde voorraadvaten Utiliteit
Gasboilers (direct met gas verwarmd vat) Utiliteit
Bepaal de thermische zone (stap 1a) Woningbouw
Direct verwarmde voorraadvaten Woningbouw
Indirect verwarmde voorraadvaten Woningbouw
Opwekkingsrendement van warmteopwekkers voor indirecte verwarming van warm tapwater van met gas of met olie gestookte ketels
Open verbrandingstoestel
Voor open verbrandingstoestellen wordt in de NTA 8800 berekend hoeveel extra verse lucht hier voor nodig. Om de tijdgemiddelde verbrandingsluchttoevoercapaciteit te berekenen moet je aangeven of er een open verbrandingstoestel toestel is.
Als een open verbrandingstoestel niet gebruikt wordt voor warm tapwater zoals beschreven in opnameprotocol (ISSO 75.1 respectievelijk 82.1) hoofdstuk 13, dan wordt die niet meegenomen in de berekening en hoef je deze niet op te geven.
Als niet vastgesteld kan worden welk type verbrandingstoestel is toegepast, dan moet de volgende richtlijn worden gevolgd:
- een VR- of HR-ketel wordt gerekend als een gesloten toestel;
- een CR-ketel wordt gerekend als een open toestel en zet je het vinkje in de software aan;
- grote installaties worden niet als een open toestel aangemerkt.
Nominale belasting
Om de tijdgemiddelde verbrandingsluchttoevoercapaciteit te berekenen moet je opgeven wat de nominale belasting is, opgegeven door de fabrikant, in kW. Indien het vermogen van het verbrandingstoestel niet kan worden vastgesteld, dan kun je 0 invoeren. De software rekent dan met de minimale nominale belasting uit tabel 11.12 op, zie afbeelding, even zo als het opgegeven vermogen lager is dan de minimale waarde.
- Bij een individuele conventionele ketel kies je de rekenwaarde overeenkomstig ‘Cv-ketels’, ‘Aardgas’ (30 kW).
- Bij een geiser en badgeiser: rekenwaarde overeenkomstig ‘Badgeisers’, ‘Aardgas’ (35 kW).
Publicaties
tabel 11.12 Rekenwaarde specifieke verbrandingsluchttoevoercapaciteit voor verbrandingstoestellen
Warm tapwater utiliteit
Warm tapwater woningbouw
Boosterwarmtepomp
Boosterwarmtepompen (BWP) zijn individuele warm tapwater warmtepompen met een hoge temperatuur warmtebron, die een watertemperatuur van boven 12 °C kennen.
In gebouwen met een collectief verwarmingssysteem kan voor de bereiding van warm tapwater een boosterwarmtepomp worden toegepast, waarbij:
- Alleen warmte van het collectieve verwarmingssysteem als warmtebron voor de BWP fungeert;
- Warmte van het collectieve verwarmingssysteem, in combinatie met warmte onttrokken aan het gebouw, als warmtebron voor de BWP fungeert. Wanneer de warmte wordt onttrokken aan het gebouw, dan komt deze van het afgiftesysteem voor ruimtekoeling.
De aanvoertemperatuur wordt door de software automatisch overgenomen van de opgegeven wateraanvoertemperatuur bij distributie van het verwarmingssysteem. Deze hoef je dus niet apart op te geven in de software.
Conform de NTA 8800 wordt met klasse 4 (CW-4/5/6) gerekend bij toepassing van een boosterwarmtepomp, daarom hoef je ook de CW-klasse niet op te geven.
NTA 8800 par. 13.8.4.4 Boosterwarmtepompen
Een boosterwarmtepomp is een individuele warmtapwaterwarmtepomp met een hogetemperatuurwarmtebron, met een watertemperatuur boven 12°C.
De boosterwarmtepomp kan worden toegepast in woningen en gebouwen met een (collectief) verwarmingssysteem waarbij de warmte van een (collectief) verwarmingssysteem, al dan niet aangevuld met warmte onttrokken aan de woning of het gebouw, fungeert als hogetemperatuurwarmtebron.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de forfaitaire rekenwaarden, kan geen rekening worden gehouden met koeling (onttrekking van warmte uit het koelsysteem in de woning of het gebouw) door de boosterwarmtepomp.
Een boosterwarmtepomp in een woongebouw wordt meestal toegepast in combinatie met een circulatiesysteem met cv-water dat wordt ingezet voor warm tapwater. Dit kan een systeem op basis van externe warmtelevering (warmtelevering derden) zijn of een collectief gebouwsysteem voor de functie verwarming. Circulatieleidingen na een eventuele afleverset moeten worden meegenomen als separaat circulatiesysteem.
Om dubbeltelling te voorkomen, wordt de hernieuwbare energie van een boosterwarmtepomp op 0 kWh gesteld, deze wordt berekend bij het verwarmingssysteem die de warmte aan de boosterwarmtepomp levert.
Omdat de energie voor tapwaterbereiding aan het verwarmingssysteem (en evt. het koelsysteem) wordt onttrokken, zie je bij toepassing van een boosterwarmtepomp dat het verbruik voor tapwater 0 kWh is. Het verbruik van de boosterwarmtepomp valt onder hulpenergie. Bij de gedetailleerde rekenresultaten is de hulpenergie van verwarming, koeling en tapwater uitgesplitst.
Publicaties
Boosterwarmtepompen
Boosterwarmtepompen Utiliteit
Boosterwarmtepompen Woningbouw
Heet- of kokendwatertoestel
Als je een heet- of kokend waterkraan in de keuken hebt, dan kies je die bij een compleet toestel als opwekker. Je kunt vervolgens het (elektrisch verwarmde) voorraadvat opgeven. Je hoeft geen elektrische boiler als tweede toestel op te geven.
Direct verwarmd vat (Gasboiler)
In aanvulling op het opnameprotocol zijn er drie klassen voor het vermogen gasboiler [kW]: kleiner of gelijk 70 kW, 71 t/m 150 kW en groter dan 150 kW. Voor boilers met een vermogen tot en met 70 kW is namelijk een kwaliteitsverklaring mogelijk op basis van meetgegevens EN 13203. Voor grotere boilers kun je op dit moment nog geen kwaliteitsverklaring invoeren in Vabi EPA. Mocht je een verklaring hebben voor een grotere direct gestookte gasboiler, neem dan contact op met Service & Support.
Publicaties
Gasboilers (direct met gas verwarmd vat) Utiliteit
Gasboilers (direct met gas verwarmd vat) Woningbouw
Opstelplaats
Bij de opstelplaats geef je aan of de aanwezige voorraadvaten binnen of buiten de thermische zone liggen, in de rekenregels van de NTA 8800 is het opwekkingsrendement van indirecte verwarming van warm tapwater afhankelijk of deze binnen of buiten “de begrenzing van de energieprestatieberekening” staat. Voor het vaststellen van de thermische zone volg opnameprotocol 7.1 (W) resp. 7.4 (U) zie publicaties hieronder en de volgende aanwijzingen.
Indien een voorraadvat in een ruimte staat, die zich niet binnen de thermische zone van het gebouw bevindt, moet gekozen worden voor opstelling buiten de thermische zone. De technische ruimte bij een grote installatie (systemen die een Ag > 500 m² bedienen) ligt per definitie buiten de thermische zone.
Kwaliteitsverklaring
Bij kwaliteitsverklaring kan je de gegevens van de kwaliteitsverklaring invullen. De bruto warmtapwaterbehoefte kan hierbij helpen om het rendement te bepalen. Wat de bruto warmtapwaterbehoefte is, wordt in de rekenzone bij Installatie Tapwater weergegeven zodra het object doorrekent en er resultaten zijn. Daardoor kan het handig zijn om het project eerst eenmaal door te laten rekenen en daarna de specifieke gegevens van deze kwaliteitsverklaring in te vullen.
Voorraadvaten
Aantal voorraadvaten
Hier kun je tot maximaal 4 verschillende typen voorraadvaten kiezen. ‘Geen’ (voorraadvat) kun je alleen kiezen als het voorraadvat al bij de zonneboiler ingevuld is.
Aantal
Heb je meerdere identieke voorraadvaten, bijvoorbeeld iedere pantry, of iedere schoonmaakkast, heeft dezelfde boilers, dan kun hier het aantal opgeven.
Volume voorraadvat
Voor (in)direct verwarmde vat en elektroboilers vul je het volume van de voorraadvaten in. Vul hier het volume per voorraadvat in. Zijn er verschillende volumes, dan kun je bij aantal voorraadvaten tot maximaal vier verschillende volumes kiezen.
Voor een gemeenschappelijk/ collectieve installatie vul je het volledige volume van het voorraadvat in . Het warmteverlies wordt oppervlakte gewogen verdeeld naar het appartement.
Publicaties
Bepaal de thermische zone en aangrenzende ruimten (Stap 3) Utiliteit
Opstelling voorraadvaten Utiliteit
Bepaal de thermische zone (stap 1a) Woningbouw
Opstelling voorraadvaten Woningbouw
Hotfill boiler
Vanaf versie 11.0 (1 juli 2024) is het mogelijk om een hotfill elektro-boiler in te vullen. Er is sprake van hotfill als het hoofdtoestel (eerste toestel) voor warm tapwater in serie is opgesteld met een ander warmtapwatertoestel.
Je kiest in Vabi EPA bij een compleet toestel voor Twee opwekkers, de tweede opwekker is automatisch een hotfill boiler. Je vult de gegeven van de hotfill boiler in bij het voorraadvat.
Het is niet mogelijk om bij een compleet toestel twee opwekkers in te vullen als er geen hotfill boiler toegepast wordt. Als er twee of meer dezelfde opwekkers zijn, dan geef je deze als Eén opwekker op. Als er meer verschillende opwekkers zijn binnen hetzelfde tapwatersysteem, anders dan een hotfill boiler, volg dan het opnameprotocol voor prioritering, of raadpleeg KEGO.
Bij keuken of kitchenette
Wanneer een hotfill-elektroboiler is geplaatst in de nabijheid van het aanrecht van een keuken of kitchenette, dan wordt voor de berekening van het energiegebruik de elektroboiler aangemerkt als enige opwektoestel.
Uit het ISSO opnameprotocol, zie publicatie onderaan:
Wanneer een ‘hot fill’ elektroboiler is geplaatst in de nabijheid van de aanrecht van een keuken dan moet je voor de berekening van het energiegebruik de ‘hot fill’ elektroboiler aanmerken als enige opwektoestel. Er moet dan dus een apart tapwatersysteem voor de keuken aangemaakt worden.
Publicaties
ISSO 75.1 paragraaf 13.3.3.2
ISSO 82.1 paragraaf 13.3.3.2
Kwaliteitsverklaring
Voor tapwater opwekkers zijn er verschillende soorten kwaliteitsverklaring mogelijk, afhankelijk van de type opwekker zijn een of meerdere types mogelijk: Meetgegevens eigen opgave, Meetgegevens EN 13203, Meetgegevens EN 16147 (enkel resp. twee tappatronen) en Meetgegevens NEN 7120 (enkel resp twee tappatronen). En natuurlijk ook voor een boosterwarmtepomp en vooraadvaten (standby verlies en warmteoverdrachtscoëfficiënt). Hieronder zie je van de verschillende verklaringen voorbeeld hoe je deze moet invullen. Staat jouw verklaring er niet bij en heb je hulp nodig bij het invullen, neem dan contact op met onze service en support medewerkers, dan kijken we met je mee naar de specifieke verklaring.
Meetgegevens eigen opgave
Het type ‘Meetgegevens eigen opgave’ gebruik je als de verklaring een rendement geeft, eventueel afhankelijk van de warmtapwaterbehoefte. Je vult dan alleen het rendement in de de code van de verklaring.
Meetgegevens EN 13203
Het type ‘Meetgegevens EN 13203’ gebruik je bijvoorbeeld bij gasgestookte ketels. Je kunt alle invoervelden van de twee tappatronen overnemen van de verklaring.
Meetgegevens EN 16147 (enkel)
Het type ‘Meetgegevens EN 16147’ gebruik je bij elektrische warmtepompen. Je kunt alle invoervelden van de tappatronen overnemen van de verklaring.
Als op de verklaring geen waarde staat voor BENG-3 / EP3 / duurzame energie, dan kun je 0 invullen.
Meetgegevens NEN 7120 (enkel)
Het type ‘Meetgegevens NEN 7120’ gebruik je ook bij elektrische warmtepompen, deze zijn ook volgens EN 16147 opgesteld, maar zijn initieel opgesteld voor NEN 7120 berekeningen en mag vanwege de overgangsregeling ook in de NTA 8800 gebruikt worden.
Je kunt alle invoervelden van de tappatronen overnemen van de verklaring.
Als op de verklaring geen waarde staat voor BENG-3 / EP3 / duurzame energie, dan kun je 0 invullen.
KV Boosterwarmtepomp
Voor een boosterwarmtepomp zijn er geen verschillende berekeningen, dus hoef je geen type kwaliteitsverkalring op te geven.
Je kunt de invoervelden overnemen van de verklaring, eventueel afhankelijk van de warmtapwaterbehoefte geïnterpoleerd.
KV voorraadvat
Voor voorraadvaten zijn twee verschillende typen verklaring mogelijk: Warmteoverdrachtscoëfficiënt (Hsto;ls) en standby verlies (Qw;stb;ls;ref), klik op de afbeeldingen hierboven.
Je kunt de invoervelden overnemen van de verklaring.
DWTW
DWTW aanwezig
Alleen als er een douche WTW aanwezig is, zet je het vinkje aan. Vervolgens kun je opgeven of er ook douches zonder doucheWTW (DWTW) zijn. Vervolgens geef je per type en aansluitwijze het aantal op.
Aantal
Het aantal dat je voor doucheWTW invult, wordt gebruikt om het gemiddeld rendement te bepalen. Als er geen douches zonder DWTW zijn en er is maar 1 type en aansluitwijze, dan is het aantal niet van invloed op het resultaat.
Aansluitwijze
Aansluitwijze DWTW: Tabel 13.8 van de NTA8800 toont de correctiefactoren voor het thermische rendement.
NTA8800: “De drie manieren waarop de individuele DWTW-unit kan worden aangesloten in combinatie met een individueel opwekkingstoestel, zijn geschetst in figuur 13.1. Bij combinatie met een circulatiesysteem warm tapwater wordt alleen het systeem van figuur 13.1 b) toegepast. In sportcomplexen kunnen afwijkende systemen worden toegepast met parallel geschakelde warmtewisselaars.”
Publicaties
Warmteterugwinning uit douchewater Utiliteit
Warmteterugwinning uit douchewater Woningbouw
Distributie
Volg altijd het opnameprotocol voor de gegevens die ingevuld moeten worden, zie publicaties. De informatie op onze online help is een aanvulling daarop. Als wij van vanuit de rekenregels van de NTA 8800 afwijken van het opnameprotocol, zullen we dit expliciet aangeven. Neem bij twijfel contact met ons op of stel een vraag op het adviesplatform van St. KEGO.
Publicaties
Distributie Utiliteit
Distributie Woningbouw
Circulatieleiding
Voor een gemeenschappelijk/collectieve installatie en dus ook bij circulatieleiding, vul je de gegevens in van het gehele systeem. Op basis van m2 rekent de software dit terug naar het niveau van de rekenzone. !N.B. Uitzondering daarop is de afleverset bij tapwater, zie de betreffende paragraaf hieronder.
Publicaties
Distributie Utiliteit
Distributie Woningen en woongebouwen
Type circulatie (vervallen)
Vervallen vanaf versie 8.8
Als de circulatieleiding met een afleverset gekoppeld is aan de CV-leiding, kun je dat nog niet opgeven en kies je dus ook voor tapwater circulatie.
Wij snappen dat dit onhandig is, en werken aan een oplossing om dit in een aankomende update wel goed te kunnen invoeren. Al dan niet met net wat andere invoer dan in het protocol staat. We kunnen hier helaas geen datum voor beloven, maar het staat wel hoog op de prioriteringslijst. Tot dat moment is volgens ons de beste manier van invullen door de circulatie/distributie systemen separaat bij verwarming/tapwater in te vullen:
Als het systeem alleen voor verwarming is:
Vul geen circulatiesysteem bij tapwater in. Vul de gemeenschappelijke distributie gegevens bij verwarming in.
Als het systeem alleen voor tapwater is:
Tapwater: vul het circulatiesysteem bij tapwater in. Vul bij verwarming de distributiegegevens van de individuele installatie in.
Als het systeem voor verwarming en tapwater is:
Vul het circulatiesysteem bij zowel verwarming en tapwater in. Je geeft bij tapwater het type circulatie op als “tapwater circulatie”.
Mocht je willen sparren over de beste invoer, dan ontvangen we graag het *.epa projectbestand en de relevante projectgegevens.
Aantal bouwlagen aangesloten op het systeem
Hier geef je het aantal bouwlagen op, dat is aangesloten op de (collectieve) tapwaterinstallatie. Dus ook bouwlagen die eventueel buiten de rekenzone, of in een ander object liggen.
Afleverset aanwezig
Vink aan als er afleverset(s) in het object gebruikt worden. Is er 1 afleverset binnen het object, dan hoef je verder niets in te vullen.
versie 8.x
Vink aan als er afleverset(s) in het object gebruikt worden. Is er 1 afleverset binnen het object, of 1 per woning indien er een BENG-berekening (omgevingsvergunning) van een appartementencomplex gemaakt wordt, dan hoef je verder niets in te vullen.
Bij Utiliteit (bijvoorbeeld logies, celfunctie e.a.), of als het anders is dan 1 per object, dan zet je het vinkje aan “Zonder individuele afleverset per object” en moet je het aantal afleversets opgeven. Als je dat tweede vinkje niet gebruikt (en het eerste vinkje wel) dan rekent Vabi EPA dus met 1 afleverset voor een woning in een appartementencomplex, en met het aantal opgegeven woonfuncties binnen het appartementencomplex bij berekening van het gehele appartementencomplex, afhankelijk dus van wat je object ‘niveau’ is.
Zonder individuele afleverset per woning
Vink deze aan als het aantal afleversets binnen het object anders dan 1 per object/ per woning is, zodat je het aantal kunt opgeven.
Een voorbeeld wanneer je het aantal afleversets zelf moet opgeven, als er onzelfstandige woningen zijn, die ieder individueel een afleverset hebben. Bijvoorbeeld een studentflat, waarbij er 6 wooneenheden zijn, en iedere wooneenheid heeft 4 onzelfstandige woningen die dus gezamenlijk de voorzieningen hebben. In het gehele appartementencomplex zijn dus 6 x 4 = 24 onzelfstandige woningen (verhuurbare kamers). Het aantal woonfuncties die je invult voor een BENG berekening van het gehele appartementencomplex zijn de 6 wooneenheden. Maar het aantal afleversets is in totaal 24. Dat geef je dan als volgt op:
Maak je echter geen BENG berekening van het hele gebouw, maar een energielabel bij oplevering, dan is je object een enkele wooneenheid, met 4 onzelfstandige woningen met gedeelde voorzieningen. In dat geval zet je ook beide vinkjes aan en is het aantal afleversets per object 4.
Aantal afleversets
Uit het opnameprotocol, zie publicaties:
Bepaal het aantal afleversets aangesloten op de collectieve warmteopwekker. Als de energieprestatie wordt bepaald voor een woning in een woongebouw, hoeft alleen het aantal afleversets voor die woning te worden opgegeven.
Vul het totaal aantal afleversets in die toegepast zijn binnen het object dat doorgerekend wordt.
.
Individuele afleverset per object / woonfunctie
Is er 1 afleverset binnen het utiliteitsgebouw, of betreft de berekening een eengezinswoning of appartement, dan kun je het vinkje aan laten staan. Voor een appartementencomplex / woongebouw kun je dit vinkje (voor nu) beter uitzetten, of controleer goed of het aantal installatie vermenigvuldigd met het aantal afleversets klopt met het totaal aanwezige afleversets binnen het object (van de aangesloten rekenzones van deze tapwater installatie).
Als het aantal afleversets anders is dan 1 per object (bijvoorbeeld bij utiliteitsgebouwen als logies, celfunctie e.a.), dan zet je het vinkje uit bij “Individuele afleverset per object / woonfunctie” en kun je het aantal afleversets zelf opgeven.
Als je dit tweede vinkje niet gebruikt (en het eerste vinkje wel) dan rekent Vabi EPA dus met 1 afleverset voor een woning in een appartementencomplex, en met het aantal opgegeven woonfuncties binnen het appartementencomplex bij berekening van het gehele appartementencomplex, vermenigvuldigd met het aantal identieke installaties. Het is dus afhankelijk dus van wat je object ‘niveau’ (appartement versus appartementencomplex) is en het een individuele of gemeenschappelijk installatie is. Voor utiliteit wordt met 1 afleverset gerekend, tenzij dit vinkje uit zet en het aantal afleverset binnen de tapwaterinstallatie invult.
Aantal afleversets
Uit het opnameprotocol, zie publicaties:
Bepaal het aantal afleversets aangesloten op de collectieve warmteopwekker. Als de energieprestatie wordt bepaald voor een woning in een woongebouw, hoeft alleen het aantal afleversets voor die woning te worden opgegeven.
Vul het totaal aantal afleversets in die toegepast zijn binnen het object dat doorgerekend wordt. In tegenstelling tot andere verliezen worden afleversets namelijk niet verdeeld wordt naar rato van het gebruiksoppervlakte van het object en het totaal gebruiksoppervlakte systeem [m2] (fgebouw).
Als je niet zelf een aantal opgeeft, dan kun je toch het aantal zien waar mee gerekend wordt, meestal is dit 1, tenzij er een woongebouw doorgerekend wordt, dan is dat het aantal woonfuncties.
Voorbeelden appartementencomplex
- Bij een individuele installatie wordt het aantal identieke installaties automatisch het aantal woonfuncties in het gebouw ingevuld. Bij individuele installaties is er zelden in de woning nog een afleverset. Mochten er wel afleversets zijn, dan kun je zelf het aantal afleversets binnen het woongebouw invullen. Als dit anders is dan 1 afleverset per woning, zet dan het aantal individuele installaties op 1 en neem desgewenst contact op met de helpdesk, wat voor die casus de beste invoer is.
- Bij een gemeenschappelijke / collectieve installatie wordt meestal een afleversets gebruikt als er een circulatieleiding is. Het aantal identieke installaties is voor gemeenschappelijk / collectief altijd 1. Bij het 1 afleverset per object / woonfunctie wordt automatische het aantal woonfuncties ingevuld. Als dit anders is, zet dan het vinkje uit en vul jet aantal afleversets van deze installatie binnen het woongebouw in.
-
Bij externe warmtelevering via een afleverset individueel is er meestal 1 afleverset in het appartement en wordt het automatisch bepaald op het aantal woonfuncties. Echter, omdat het een individuele afleverset is, is ook het aantal identieke installaties automatisch bepaald op het aantal woonfuncties. Stel een woongebouw met 25 woonfuncties wordt dan met 25×25 afleversets gerekend, wat tot een veel te hoog verbruik geeft. Zet in dit geval het aantal afleversets op 1 (of het aantal identieke systemen op 1).
- Bij externe warmtelevering via een afleverset gemeenschappelijk (centraal) is er 1 centrale afleverset en daarna wordt de warmte verdeeld naar de appartementen, vaak via een circulatieleiding met per appartement een afleverset of warmtewisselaar. Omdat het een gemeenschappelijk systeem is, is het aantal identieke installaties automatisch 1. Bij het automatisch bepaalde aantal afleversets van het object wordt het aantal woonfuncties gebruikt. Je kunt zelf het aantal aanpassen als die anders is dan het aantal woonfuncties.
- Als een gebouw een collectief verwarmingssysteem heeft, kan tapwater daar ook op aansluiten. Daarmee voorkom je dubbele leidingverliezen is het stookseizoen ten opzichte van gescheiden distributie van verwarming en warm tapwater. Als je bij tapwater kiest voor een eigen collectieve verwarmingssysteem via een afleverset, dan wordt het aantal identieke installaties op het aantal woonfuncties gezet. De rekenkern geeft daar een foutmelding op, zet daarom het vinkje uit en zet het aantal identieke installaties op 1.
Bij het automatisch bepaalde aantal afleversets van het object wordt het aantal woonfuncties gebruikt. Je kunt zelf het aantal aanpassen als die anders is dan het aantal woonfuncties.
Voorbeelden appartement
- Bij een individuele installatie wordt zelden een afleverset gebruikt. Mocht dat toch het geval zijn, kies er dan voor om het aantal afleversets zelf in te vullen. Het aantal identieke installaties is binnen een appartement meestal 1, dan kun je het aantal afleversets binnen het object invullen, of het aantal afleversets binnen de rekenzone(s) waarin deze installatie wordt gebruikt.
- Bij een gemeenschappelijke / collectieve installatie wordt meestal een afleversets gebruikt als er een circulatieleiding is. Het aantal identieke installaties is voor gemeenschappelijk / collectief altijd 1 en kun je het aantal afleversets binnen het object invullen, of het aantal afleversets binnen de rekenzone(s) waarin deze installatie wordt gebruikt (en dus niet het totaal aantal afleversets binnen de complete tapwaterinstallatie).
- Bij externe warmtelevering via een afleverset individueel is er meestal 1 afleverset in het appartement en het aantal identieke installaties is meestal 1. Je kunt in deze situatie de automatisch bepaalde aantallen gebruiken.
- Bij externe warmtelevering via een afleverset gemeenschappelijk (centraal) is er 1 afleverset en daarna wordt de warmte verdeeld naar de appartementen, vaak via een circulatieleiding met per appartement een afleverset of warmtewisselaar. Omdat het een gemeenschappelijk systeem is, is het aantal identieke installaties automatisch 1. Omdat het aantal afleversets van het object ingevuld worden, is dit er meestal ook 1 en kun je de automatische bepaalde aantallen gebruiken.
- Als een gebouw een collectief verwarmingssysteem heeft, kan tapwater daar ook op aansluiten. Daarmee voorkom je dubbele leidingverliezen is het stookseizoen ten opzichte van gescheiden distributie van verwarming en warm tapwater. Als je bij tapwater kiest voor een eigen collectieve verwarmingssysteem via een afleverset, dan is het aantal identieke installaties 1. Omdat het aantal afleversets van het object ingevuld worden, is dit er meestal ook 1 en kun je de automatische bepaalde aantallen gebruiken.
Publicaties
Warmtelevering via een afleverset Utiliteit
Warmtelevering via een afleverset Woningen en woongebouwen
Lengte circulatieleiding
Vul hier de totale lengte van het distributiesysteem in. Indien deze niet bekend is, vul dan onbekend in. Dan wordt aan de hand van het gebruiksoppervlak forfaitair berekend wat de leidinglengte is. Het is alleen mogelijk om leidinglengtes uit de tekeningen van de installatie af te leiden als het leidingverloop op de tekening overeenkomt met het werkelijke leidingverloop in de rekenzone. Als het leidingverloop afwijkt van de gegevens of niet te controleren is, kies dan de forfaitaire methode voor het bepalen van de leidinglentes.
Maximale lengte circulatieleiding
De maximale leidinglengte van de circulatieleiding van een tapwatersysteem is gedefinieerd als de afstand vanaf de opwekker of het voorraadvat naar de aansluiting op de verst gelegen uittapleiding. Dit is de werkelijke afstand die afgelegd wordt als het leidingverloop gevolgd wordt.
Diameter
Geef hier de uitwendige diameter op van de circulatieleiding (zonder isolatiemateriaal).
Isolatiedikte
Er kan aangeven worden dat onbekend is of de leidingen geïsoleerd zijn, of dat de isolatiedikte onbekend is. Er wordt dan gerekend volgens de forfaitaire methoden van de NTA8800, zie tabel 13.4 in paragraaf 13.4.3.3.
Publicaties
Tabel 13.4 Indicatie Ψj-waarden per m koperen leiding in W/m∙K
Aantal aangesloten woonfuncties
- EPA-W
Vanaf NTA 8800 : 2024 ( Vabi EPA versie 11.0 en nieuwer) wordt voor woningbouw met een circulatieleiding met een onbekend leidingdiameter deze niet meer bepaald door het aangesloten gebruiksoppervlak, maar door het aantal aangesloten woningen. Hoe meer woningen aangesloten zijn, hoe groter de diameter van de circulatieleiding.
Als de diameter van de circulatieleiding onbekend is, dan moet je het aantal woonfuncties invullen dat aangesloten is op de circulatieleiding. Meestal is dit het aantal woonfuncties / aantal appartementen in het gebouw. Als het aantal aangesloten woningen niet bekend is, kun je voor Onbekend kiezen.
Als je een appartementencomplex in zijn geheel invoert, kun je het vinkje Auto(matisch) gebruiken, dan wordt met het aantal woonfuncties gerekend die ingevuld is bij Algemene objectgegevens. Zijn er meer of minder woningen aangesloten, dan zet je het vinkje bij ‘Auto’ uit.
Er wordt gerekend met de volgende diameter circulatieleiding:
- ≤ 10 aangesloten woonfuncties: 28 mm;
- 11 t/m 20 aangesloten woonfuncties: 35 mm;
- > 20 aangesloten woonfuncties: 42 mm.
Vermogen pomp circulatieleiding
Geeft het totale vermogen op van het gehele circulatiesysteem. Alle circulatiepompen in het distributiesysteem moeten worden meegenomen. Als het tapwatersysteem in meerdere rekenzones en/of objecten wordt gebruikt, dan wordt dit oppervlakte gewogen over de rekenzones en/of objecten verdeeld.