IWP en elektraverbruik

Woningen

Video IWP & elektra

Video fitten

Stappenplan

In het geval van een standaard profiel wordt er uitgegaan van standaard waardes voor verbruik en bezettingstijd.

    1. Voer de interne warmteproductie en elektriciteitsverbruik in, dit kan op twee manieren:
      • Watt per persoonqH/C;int – de interne warmteproductie van personen, verlichting en apparaten gemiddeld over het jaar
      • Gemeten energieverbruikE;del;el;mi – Voer het gemiddelde elektriciteitsverbruik in onder de categorie ‘E;del;el;mi’.
        • Als er elektriciteitsverbruik is dat niet bijdraagt aan de interne warmteproductie, bijvoorbeeld vanwege het opladen van een elektrische auto, voer dan deze hoeveelheid in onder de juiste categorie, bijvoorbeeld ‘E;el;us;ext;mi Elek extern’
        • Let op! Wanneer de gemeten elektriciteitsverbruik ingevoerd zijn, worden deze overgenomen als berekend elektriciteitsverbruik. Bij het fitten zal dit berekende elektriciteitsverbruik dan ook niet meer wijzigen. Deze invoer is dan ook alleen te gebruiken, wanneer de berekende maatregelen geen significante invloed hebben om het gebouw gebonden elektriciteitsverbruik.
        • Er wordt aangenomen dat 90% van het elektriciteitsverbruik bijdraagt aan de interne warmteproductie.
    2. Inventariseer wat de bezettingstijd is van het gebouw en vul deze in (ft;woon)
    3. Kijk door middel van de percentages aan de rechter kant hoeveel de waardes verschillen; pas zo nodig het elektriciteitsverbruik al aan
      • Kijk ook naar de trendlijn! Twee keer fout kan namelijk ook goed zijn
    4. Open de fitrapportage
    5. Door het aanpassen van qH/C;int kan het gemeten en berekende verbruik beter overeen
      • Omdat het per persoon is gaat het best hard, neem dus kleine stappen

Voor het fitten

Links elektra per seizoen, rechts elektra

Na het fitten

Links elektra per seizoen, rechts elektra

 

Utiliteit

Video IWP & elektra utiliteit

Video fitten utiliteit

Stappenplan


1. Vul de IWP van de gebruikers in

Dit kan op twee manieren:

  1. Standaard waardes van NTA8800
  2. Gemiddeld aantal gebruikers
    • Vul het gemiddelde aantal gebruikers in
    • Vul in hoeveel W per persoon wordt verbruikt
    • Wanneer dit niet bekend is, kan voor interne warmteproductie 80 W per persoon aangenomen worden die volgens de NTA voorgeschreven staat (de 5W per persoon in de webinar is incorrect, dit was verward met waarde per m2)
  3. Vul de correctiefactor voor bezettingstijd in – fr;usi
    • 30 is standaard, is het drukker bezet dan kan de factor verhoogd worden

2. Voer het elektriciteitsverbruik van de apparaten in

Dit kan op 4 manieren:

  1. Gemeten energieverbruikE;del;el;mi – Voer het gemiddelde elektriciteitsverbruik in onder de categorie ‘E;del;el;mi’.
    • Als er elektriciteitsverbruik is dat niet bijdraagt aan de interne warmteproductie, bijvoorbeeld vanwege het opladen van een elektrische auto, voer dan deze hoeveelheid in onder de categorie: ‘E;el;us;ext;mi Elek extern’
    • Let op! Wanneer het gemeten elektriciteitsverbruik ingevoerd zijn, worden deze overgenomen in het berekende elektriciteitsverbruik. Bij het fitten zal dit berekende elektriciteitsverbruik dan ook niet meer wijzigen. Deze invoer is dan ook alleen te gebruiken wanneer de berekende maatregelen geen significante invloed hebben om het gebouw gebonden elektriciteitsverbruik
  2. Lijst apparatuur – lijst van grote elektriciteit verbruikers. Per apparaat:
    • Vul het gemiddeld elektriciteitsverbruik in [W]
    • Vul de correctiefactor voor gebruikstijd in [-]
    • Vul het ‘aandeel elektriciteit’ in[-] Dit is het aandeel van de elektriciteit dat ten goede komt van de interne warmtelast door het apparaat
  3. Apparatuur – het gemiddelde verbruik van de apparatuur in [W/m2]
    • Vul het gemiddeld elektriciteitsverbruik in [W/m2]
    • Vul de correctiefactor gebruikstijd in [-]
    • Vul het aandeel elektriciteit in [-]. Dit is het aandeel van de elektriciteit dat ten goede komt van de interne warmtelast.
  4. NTA8800 – standaard waardes volgens NTA
    • Bij de keuze NTA8800 wordt er met de forfaitaire waarden gerekend uit tabel 7.3 van de NTA. Deze zijn afhankelijk van de gebruiksfunctie van de rekenzone en variëren van 1 tot 4 W/m2 voor respectievelijk een bijeenkomstfunctie of sportfunctie en een kantoorfunctie

3. Voer het elektriciteitsverbruik van verlichting in

Dit kan op 2 manieren:

  1. Maatwerk – Handmatig invullen van de Branduren van de verlichting voor overdag en ’s avonds
  2. NTA 8800 – Hierbij worden standaardwaardes voor overdag (2200 uur) en ‘s avonds (300 uur) aangenomen

4. Kijk naar de percentages
  • Kijk door middel van de percentages rechts hoeveel de waardes verschillen, pas zo nodig het elektriciteitsverbruik vast aan
  • Kijk ook naar de trendlijn! Twee keer fout kan namelijk ook goed zijn

5. Open de fitrapportage
  1. Kijk naar de horizontale lijn bij ‘elektra seizoen’
  2. Door voornamelijk het aanpassen van het elektriciteitsverbruik kan het gemeten en berekende verbruik beter overeenkomen.
    • Vergelijk het berekende elektriciteitsverbruik met het gemeten verbruik voor de koelgrens. Als het berekende verbruik lager ligt dan het gemeten verbruik, kan dit duiden op incorrecte ingevoerde vermogens van apparaten, onjuiste bezettingstijden of branduren van verlichting.

 

Samen met de setpointtemperatuur voor verwarming en koeling, bepaalt de interne warmteproductie en het elektriciteitsverbruik mee de stook- en koelgrens van de woning. Deze parameter kan dus gebruikt worden om, na het invoeren van de setpoint temperaturen (stap 7), de stookgrens en koelgrens te finetunen. In het geval van utiliteitsgebouwen zal de nadruk hier vooral op de koelgrens liggen. Ga na stap 7 (setpoint temperaturen) dus nog even terug naar deze stap

Uitleg

Standaard parameters IWP & elektriciteitsverbruik voor Utiliteit

De interne warmteproductie houdt rekening met de warmte die apparaten en personen afgeven aan de ruimte. Deze warmte heeft invloed op de stook- en koelgrens: des te hoger de interne warmteproductie is, des te minder warmte de verwarming hoeft te leveren maar ook hoe meer er gekoeld moet worden.

De interne warmteproductie kan afgeleid worden uit het elektriciteitsverbruik. In dat geval is het van belang om een goed onderscheid te kunnen maken tussen het elektriciteitsverbruik dat ten goede komt van de rekenzone en het deel waarvan de warmte buiten de rekenzone valt. Een simpel voorbeeld van het laatste is bijvoorbeeld de buitenverlichting of het opladen van een elektrische auto.

Het elektriciteitsverbruik dat hier wordt ingevoerd wordt ook meegenomen om het elektriciteitsverbruik te kunnen fitten aan de gemeten waarden.

De correctiefactor bezettingstijd bepaalt hoeveel van de interne warmteproductie wordt toebedeeld aan de aanwezige personen en hoeveel afkomstig is van de apparatuur. Is deze factor lager, dan is er in verhouding minder warmte afkomstig van personen en stijgt het berekende elektriciteitsverbruik bij gelijkblijvende interne warmteproductie.

Woning:

De interne warmteproductie en elektriciteitsverbruik kunnen op twee manieren worden ingevoerd: via de parameter qH/C;int – de interne warmteproductie van personen, verlichting en apparaten gemiddeld over het jaar – of via het gemeten elektriciteitsverbruik. In beide gevallen moet er een correctiefactor worden ingevoerd voor de gemiddelde bezettingstijd: ft;woon. Dit is de fractie van de tijd dat de ruimte gebruikt wordt over de beschouwde periode.

Als gebruik gemaakt wordt van het standaard profiel voor de maatwerkadviesberekening worden de parameters qH/C;int en ft;woon gebruikt met de waarden 80 [W/persoon] en 0,6 respectievelijk.

Utiliteit:

Voor utiliteit wordt er voor de interne warmteproductie onderscheid gemaakt tussen de warmte afkomstig van de personen en de warmte afkomstig van apparaten en verlichting. Ook hier wordt gebruik gemaakt van een correctiefactor voor de bezetting van de rekenzone.

Wanneer er geen gegevens bekend zijn, kan er gebruik gemaakt worden van de vooraf gedefinieerde waarden uit de NTA. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de invoer via een eigen profiel, kunnen voor de drie onderdelen – personen, apparaten en verlichting – apart gegevens worden opgegeven. Voor warmte van personen wordt dan het aantal personen opgegeven en de warmte afkomstig van die personen. Dit wordt beïnvloed door het gebruik van de ruimte: voor bijvoorbeeld een sportfunctie is deze warmteproductie hoger dan bij een kantoorfunctie. Hier kan ook de correctiefactor voor bezetting worden ingevoerd.

De invoer van het elektraverbruik van apparatuur kan via gemeten waarden per maand, of via het verbruik van de afzonderlijke apparaten.

Voor verlichting wordt er gebruik gemaakt van de opgeven verlichting in de rekenzone. De parameters die hierin gebruikt worden voor het maatwerkadvies zijn de branduren overdag en in de avonduren.