Warmtebalans

Woningen

Video warmtebalans

Fitten

Utiliteit

Fitten utiliteit

Uitleg

Geen detailfit

Wanneer er niet wordt gefit op detail, dus met een standaard profiel wordt er normaal geen gebruik gemaakt van deze stap. Dit wordt alleen gedaan als er factoren zijn die met de energielabel berekening niet meegenomen mogen worden, zoals:

  • Als uit de opname blijkt dat de ventilatie altijd uit staat kan met een ventilatiecorrectiefactor van 0 gerekend worden.
  • Als uit de opname blijkt dat het gebouw heel of juist helemaal niet luchtdicht is, kan er met een lage of hoge Qv10 gerekend worden. Het kan zijn dat het de forfaitaire waarden van de NTA8800 minder goed met de werkelijkheid overeen komt dan een eigen aanname.
    • Als de constructies eigenlijk een betere isolatie hebben, maar hier voor het energielabel niet mee gerekend mag worden. Dit kan voorkomen als er geen bewijslast is, maar wel isolatie. De Rc waarde kan bijvoorbeeld met 10% verhoogd worden door met een correctiefactor van 1,1 te rekenen.
    • Als de vloer grenst aan een AOR, maar de werkelijke uitgangspunten van de AOR eigenlijk gunstiger zijn dan de forfaitaire waarde van de NTA8800. De correctiefactor voor de vloeren kan verhoogd worden.
  • G-waarde: Als er veel beschaduwing is buiten het eigen perceel kan met een lagere g-factor gerekend worden om dit effect te waarderen.

Wel detailfit verwarming

Bij een detail fit wordt vooral naar de trendlijn gekeken van de energiedrager voor verwarming. Bij een tapwatervraag in de zomer van dezelfde energiedrager moet gekeken worden naar de trendlijn van het seizoen. Indien dit niet het geval is kan naar de trendlijn (zonder seizoen) gekeken worden zoals in onderstaande afbeelding te zien is.

Er wordt gefit op de helling om de helling van de lijnen evenwijdig te krijgen. Hoe steiler de lijn is, hoe hoger de warmtebehoefte.

Is de lijn van de berekende waarden hoger dan de gemeten waarden? Dan moet de warmtebehoefte naar beneden worden bijgesteld; de verliezen zijn dus lager dan oorspronkelijke berekend. Dit kan door de correctiefactor voor ventilatie te verlagen (minder ventilatieverlies) of als daar een inschatting van te maken is de warmteweerstand van de geometrie te verhogen.

De warmtebehoefte bestaat uit ventilatie, infiltratie en/of transmissie. Er is geen manier om te weten welke van deze onderdelen de afwijking veroorzaakt. Ook hier kan twee keer fout goed betekenen. Om het effect van de aanpassingen inzichtelijk te maken wordt apart de warmteoverdracht voor ventilatie + infiltratie en transmissie weergegeven in kWh/m2.

Het aanpassen van de correctiefactoren heeft invloed op de terugverdientijd. Hoe hoger het verlies, hoe sneller de terugverdientijd. Als met een lage correctiefactor voor ventilatie wordt gerekend zal de TVT van het vervangen van het ventilatiesysteem minder gunstig zijn, dan als er met een hoge correctiefactor wordt gerekend.

De adviseur kan op basis van ‘gevoel’ van de gebouwopname en het intakeformulier de best mogelijke inschatting maken. Als hier geen informatie voor is, is het beter om alle correctiefactoren een klein beetje aan te passen dan één heel veel.

Houd er rekening mee dat de ventilatiecorrectiefactor daadwerkelijk afhankelijk is van het gebruik, en de andere parameters niet. De andere parameters zeggen iets over de bouwkundige schil en de luchtdichtheid van het gebouw.

Wel detailfit koeling

Als er koeling is dan wordt er vaak elektrisch gekoeld. In vergelijking met verwarming is de periode van het koelseizoen vaak minder lang. Dit zorgt ervoor dat de trendlijnen heel gevoelig kunnen zijn. Het kan daarom handig zijn om ook naar de maandgrafieken te kijken.

Het is mogelijk dat voor koeling de interne warmteproductie door personen een belangrijker aandeel heeft dan voor verwarming. Als de aannames uit stap 5 niet correct zijn dan kan dit hier tot uiting komen. Als de fit niet gemaakt kan worden, controleer daarom de uitgangspunten gerelateerd aan de IWP door personen. Een foute aanname hoeft geen afwijking van het elektra verbruik te betekenen. IWP door personen heeft, in tegenstelling tot apparatuur en verlichting, geen elektra verbruik nodig heeft. Enkel de aanwezigheid en warmteproductie van mensen.

Houdt er rekening mee dat het energieverbruik voor koeling soms minder goed correleert met de buitentemperatuur. Koeling van de LBK gaat duidelijk lineair met de buiten lucht. Lokale koeling is meer afhankelijke van de zon. Het verschilt van gebouw tot gebouw hoe groot dan de spreiding nog wordt door de zon.

De fit op koeling kan in deze stap gemaakt worden door de zonnewarmtewinst aan te passen door de g-waarde van ramen aan te passen. Ernaast zijn de volgende parameters van belang uit de andere stappen:

  • Stap 5: IWP en elektriciteitsverbruik
  • Stap 7: Setpointtemperatuur koeling

Het is daarom belangrijk om na stap 7 deze stap nog een keer te controleren.